3 vmbo k/pm thema 3.4 Erfelijkheid: kruisingen

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k, g
• Leerjaar 3

3.4 Kruisingen

thema 3 Erfelijkheid

wat gaan we vandaag doen?

herhalen 3.3: genenparen

leerdoelen vandaag

nieuwe theorie: 3.4 kruisingen

zelf aan de slag

herhalen leerdoelen

afsluiten les

herhalen vorige les

3.3 genenparen:

- genenparen

- homozygoot/heterozygoot

- dominant/recessief

- intermediair fenotype

Homozygoot

Hetzelfde

de 2 genen voor één erfelijke eigenschap zijn hetzlefde

Heterozygoot

Verschillend

de 2 genen voor één erfelijke eigenshap zijn verschillend

Dominant of recessief

Het gen wat bij een heterozygoot genotype tot uiting komt is dominant

Dominant gen = Bruin haar: hoofdletter

Recessief gen = Blond haar: kleine letter

Welke haarkleur heeft deze persoon?

DUS

Als er een dominant gen aanwezig is komt die tot uiting in het fenotype (uiterlijk)

Hoe noteren we dit?

Homozygoot dominant: AA

Homozygoot recessief: aa

Heterozygoot: Aa

Er zijn dus altijd 3 mogelijkheden

Homozygoot         Heterozygoot          Homozygoot

  

Bruine ogen            Bruine ogen            Blauwe ogen

A         A                   A          a                     a          a

Genen

huiswerk

opdracht 26, 27 en 28

leerdoelen vandaag

Aan het einde van de les:

- weet je uit welke stappen het maken van een kruisingsschema bestaat

- kan je een kruisingsschema opstellen

nieuwe theorie - kruisingen

kruising: geslachtelijke voortplanting van 2 dieren of 2 planten

wordt vaak gedaan door fokkers om zo nakomelingen te krijgen met goede eigenschappen

kruisingen kan je weergeven in een kruisingsschema

kruisingsschema

de ouders geven we aan met een P (parents)

de eerste generatie nakomelingen geven we aan met F1

de tweede generatie geven we aan met F2

werkblad - kruisingen

vachtkleur bij de Labrador:

- zwarte vacht is dominant (A)

- gele vacht is recessief (a)

We gaan nu samen een kruisingsschema maken op het werkblad.

werkblad - kruisingen

Een zwartharig vrouwtje, dat homozygoot is voor de haarkleur paart met een geelharig mannetje.

De dieren in F1 planten zich ook weer voort.

Welke kleur vacht hebben de labradors in F2? Hoe groot is de kans op elke haarkleur in de F2?

werkblad - kruisingen

stap 1: Bedenk wat de genotypen en fenotypen van de ouders zijn (P)

werkblad - kruisingen 

mannetje:

- fenotype: geelharig

- genotype: aa (want geelharig is recessief)

vrouwtje: 

- fenotype: zwartharig

- genotype: AA (want homozygoot dominant)

werkblad - kruisingen

stap 2 (geslachtscellen): bedenk welke genen in de geslachtscellen van beide ouders kunnen voorkomen

werkblad - kruisingen

In de geslachtscellen komen de genen enkelvoudig voor (dus niet in paren).

mannetje: elke zaadcel bevat a

vrouwtje: elke eicel bevat A

werkblad - kruisingen

stap 3: stel vast welk genotype en fenotype de nakomelingen kunnen hebben (F1)

werkblad - kruisingen

Bij bevruchting versmelt de eicel (altijd A) met de zaadcel (altijd a).

Alle nakomelingen in de F1 hebben dus genotype: Aa

De nakomeling heeft altijd een zwarte vacht.

werkblad - kruisingen

stap 4: stel vast welk genotype en fenotype in de F2 kunnen hebben.

F1 x F1

werkblad - kruisingen

De dieren in de F1 planten zich voort. Bij bevruchting weet je niet welke eicel door welke zaadcel wordt bevrucht.

Er zijn 4 mogelijkheden:

schema

vragen

VRAGEN? 

zelf aan de slag

opdracht 37 t/m 39

leerdoelen vandaag

Aan het einde van de les:

- weet je uit welke stappen het maken van een kruisingsschema bestaat

- kan je een kruisingsschema opstellen

huiswerk

opdracht 37 t/m 39 maken