lj2 Week 3 DT5

Week 2

Deeltaak 4
2018-2019



1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Week 2

Deeltaak 4
2018-2019



Slide 1 - Slide

Programma
  • Instructie les 3
  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

Leerdoelen deze les
  • Je weet aan het einde van de les wat de regels voor werkwoordspelling zijn.​

Slide 3 - Slide

Opfrissen
De persoonsvorm: TT en VT

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd​
(theorie Nieuw Nederlands, p. 32)​
Bepaal de ik-vorm (stam) van het werkwoord.​
Bijvoorbeeld: hele werkwoord LOPEN, ik LOOP (=stam)​

1e pers. Enkelvoud:        Ik LOOP​                             1e pers. Meervoud          Wij LOPEN     
2e pers. Ev (stam +t)      Je/jij/ u LOOPT​               2e pers. Mv                     Jullie LOPEN​
3e pers. Ev (stam +t)       Hij/zij/ het LOOPT​       3e pers. Mv                         Zij LOPEN​

LET OP! Staat JE achter de persoonsvorm, dan schrijf je:​
- LOOP jij naar school? (Dus de stam!)​
- Maar: LOOPT je vriend (=hij) naar school?​

Slide 6 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd (v.t.) van zwakke werkwoorden​
Je schrijft de v.t. van zwakke werkwoorden altijd met –te(n) of – de(n).​

Hoe weet je of het met –te(n) of –de(n) is?​
Haal –en van het hele werkwoord af. ​
Bijvoorbeeld: verhuizen –en = verhuiz​
Kijk dan naar de laatste letter. Dat is hier een Z​
Staat deze letter in 'T eX-KoFSCHiP ? (Let op! Alleen de medeklinkers doen mee!) Dan schrijf je de verleden tijd met een T. Staat de letter er niet in, dan schrijf je een D. De Z staat er niet in, dus een D.​

Dus: Ik verhuisde, wij verhuisden​

Slide 7 - Slide

De kaars ……… (branden tt) de hele avond.​

Slide 8 - Open question

De lantaarnpaal …….. (branden vt) gisteren niet.​

Slide 9 - Open question

De schilder …….. (verven vt) de muur.​

Slide 10 - Open question

Hij …….. (verhuizen tt) volgend jaar naar Doetinchem.​

Slide 11 - Open question

Ik ……. (sprinten vt) gisteren naar de trein.​

Slide 12 - Open question

Theorie: twee persoonsvormen in 1 zin​

Als je de zin in een andere tijd zet, weet je altijd of er meer dan een persoonsvorm in de zin staat. ​

Als twee pv’s naast elkaar staan, komt er altijd een komma.

Slide 13 - Slide

De pv's?
Terwijl hij naar school liep, dacht hij na over zijn huiswerk.


Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Brian …..... (zijn) bang voor slangen, maar …............(durven) toch een slang te aaien. ​

Slide 16 - Open question

Gisteren ....... (zien) onze buurvrouw dat twee kwajongens onze bloemen …........(vernielen). ​

Slide 17 - Open question

Balotelli ….............. (ontvangen) nu een rode kaart, omdat hij een grove overtreding …...............(maken). ​

Slide 18 - Open question

Zelfstandig werken
Maken opdrachten uit werkboekje: ​
Persoonsvorm verleden tijd en voltooid deelwoord, opdracht 1 t/m 6.​​

Slide 19 - Slide