14 maart: les 25 + SO inzien

Op tafel:
- laptop en log in op LessonUp
- map
- pen

Welkom havo 1A
timer
3:30
Ga zitten volgens de plattegrond. 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Op tafel:
- laptop en log in op LessonUp
- map
- pen

Welkom havo 1A
timer
3:30
Ga zitten volgens de plattegrond. 

Slide 1 - Slide

Vandaag donderdag 14 maart: 
Eerst uitleg les 25
Dan SO inzien

Slide 2 - Slide

Kern les 25
Je leert hoe je een alinea kunt herkennen in een tekst.
Je leert hoe je een tekst kunt indelen in alinea's.

Slide 3 - Slide

Wat weet je nog uit groep acht van de basisschool?
Een tekst heeft altijd een opbouw .

Dat noem je een structuur.


In de inleiding wordt duidelijk wat het onderwerp van de tekst is. De inleiding van de tekst is bedoeld om de aandacht van de lezer te trekken. De lezer wordt dan nieuwsgierig naar de rest van de tekst.
De schrijver vertelt meestal: 
- waarom hij de tekst heeft geschreven,
- wat het onderwerp van de tekst is,
- wat het doel van de tekst is,
- wat de lezer kan verwachten.
Het middenstuk wordt ook wel de kern van de tekst genoemd. Hierin wordt het onderwerp van de tekst besproken. Het onderwerp wordt meestal van verschillende kanten bekeken en er worden verschillende onderdelen besproken. Deze verschillende onderdelen worden deelonderwerpen genoemd. 

Slide 4 - Slide

Hoe is een goede tekst opgebouwd?
A
Inleiding en middenstuk
B
Inleiding, middenstuk en slot
C
Middenstuk en slot
D
Inleiding en slot

Slide 5 - Quiz

alinea
-Stuk tekst, dat over één deelonderwerp gaat.
-Minimaal drie zinnen. 
-Binnen een tekst, zijn alinea's meestal even lang
-Samen een logisch geheel: geven structuur aan een tekst.
- Elke alinea heeft een opening, kern en slot. 
Titel
waar gaat de tekst over?

Slide 6 - Slide

Hoe ziet een alinea er meestal uit?
A
een paar woordjes
B
1000 woorden
C
een paar zinnen
D
3 pagina's

Slide 7 - Quiz

Wat is een deelonderwerp?

*aspect betekent onderdeel*
A
een onderwerp van een hoofdstuk
B
een aspect van het onderwerp
C
een aspect van het slot
D
een onderwerp van de eerste alinea

Slide 8 - Quiz

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over school?
A
De dierenwinkel
B
De geschiedenis van voetbal
C
Pauzes in de aula
D
Zakgeld

Slide 9 - Quiz

Iedere alinea heeft een inleiding, een kern en een slot.
A
Nee, dat is alleen bij de gehele tekst
B
Ja, ieder deelonderwerp heeft een inleiding, kern en slot

Slide 10 - Quiz

Als je een tekst opbouwt, dan verdeel je de tekst in stukjes.
Hoe weet je nou in welke stukjes je de tekst moet verdelen?

Slide 11 - Open question

Je kunt een of twee woorden als tussenkopje bedenken

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Hoeveel alinea's telt deze tekst?

Hoe kun je zien dat er een nieuwe alinea begint?

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide


Slide 16 - Open question

Tot waar loopt de eerste alinea? Noem de eerste drie woorden.

Slide 17 - Slide

Noem de eerste drie woorden van de tweede alinea

Slide 18 - Open question

Tot waar loopt de eerste alinea?

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Waarom begint de schrijver op de plaats van de rode stip een nieuwe alinea?
A
Dat is onduidelijk. Hij had daar geen nieuwe alinea moeten beginnen.
B
Daar gaat hij over op andere hoofdpersonen.
C
Daar begint hij uit te leggen waarom hij gespannen is
D
Hij maakt een soort sprongetje in de tijd

Slide 21 - Quiz

Mag je een tussenkopje boven de allereerste alinea schrijven?
A
Ja, je moet toch kunnen zien waar de tekst over gaat
B
Nee, bij de inleiding schrijf je nooit een tussenkopje

Slide 22 - Quiz

Ik begrijp wat een alinea is.

Ja ik weet wat een alinea is.
Nee
niet helemaal goed genoeg

Slide 23 - Poll

Ik weet hoe ik een tekst kan indelen in alinea's
Ja, ik kan een tekst indelen in alinea's
Nee, ik weet niet hoe ik een tekst kan indelen
Soms weet ik het wel, soms niet

Slide 24 - Poll

Huiswerk
Les 25, opdracht 1 en 4.

Slide 25 - Slide

SO inzien
  • Ga naar Testfox en open je toets. 
  • Je kunt de toets zelf inzien, maar we bespreken geen vragen. 
  • Heb je een vraag, steek je hand op.
  • De docent loopt rond.

Slide 26 - Slide