Blok 3 Cellen Les 5: Osmose en diffusie

Diffusie en osmose
Thema 2 Cel en leven
§2.3
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Diffusie en osmose
Thema 2 Cel en leven
§2.3

Slide 1 - Slide

Deze les
- Haal je de kennis van voor de vakantie op,
- Bepaal je hoe goed de lesstof kent,
- Ga je op je eigen niveau aan de slag,
- Maak je een start met het achtergrondverhaal over osmose en diffusie.

Slide 2 - Slide

Lesdoel
- Begrijpen hoe diffusie en osmose een rol spelen bij de waterhuishouding van cellen.
- Het effect kunnen uitleggen op een weefsel of organisme, wanneer deze in een oplossing bevindt met een bepaalde osmotische waarde.

Slide 3 - Slide

Wat weet je al?

Water kan altijd door de celmembraan heen.

Eens is staan, oneens blijven zitten.

Slide 4 - Slide

Wat weet je al?

Diffusie vindt alleen plaats bij stoffen die opgelost zijn in een vloeistof.

Slide 5 - Slide

Wat weet je al?

Osmose is diffusie van water.

Slide 6 - Slide

Wat weet je al?

Diffusie en osmose kosten beide geen energie.

Slide 7 - Slide

Wat weet je al?

Een semipermeabelmembraan laat kleine stoffen wel door, grote stoffen niet.

Slide 8 - Slide

Wat weet je al?

Bij gefaciliteerd transport vindt er diffusie plaats.

Slide 9 - Slide

Wat weet je al?

Als een oplossing hypertonisch is, zitten er weinig opgeloste stoffen in.

Slide 10 - Slide

Wat weet je al?
Osmose
Er is een netto verplaatsing van water van een plek met een hoge osmotische waarden naar een plek met een lage osmotische waarde.

Slide 11 - Slide

Wat weet je al?

Een cel kan hypertonisch zijn of hypotonisch, dit is afhankelijk van de omgeving.

Slide 12 - Slide

Voorkennis
Bepaal hoeveel je goed hebt. 

Dit zegt iets over je voorkennis. 

Zijn er vragen die nu in je opkomen?

Slide 13 - Slide

3 vragen
1. Als ik twee bakken heb waar een semipermeabel membraan tussen zit, wat gebeurt er in deze situatie?

Welke stof verplaatst? Waarom? Eindresultaat?

Slide 14 - Slide

3 vragen
2. Een dierlijke cel bevindt zich in een vloeistof met een onbekende osmotische waarde. Na verloop van tijd krimpt de cel. Heeft de vloeistof een hogere of lagere osmotische waarde dan cel? Leg uit hoe je dit weet.

Slide 15 - Slide

3 vragen
3. Een plantaardige cel wordt in een vloeistof met een lage osmotische waarde gestopt. Wat gebeurt er met de cel en waarom? 
Geef in je uitleg aan: 
- of de vloeistof hyper-, iso- of hypotoon is tov de cel, 
- hoe we deze situatie waarin de cel zich uiteindelijk in bevindt noemen (turgor, grensplasmolyse of plasmolyse).

Slide 16 - Slide

Kennis lesstof
Bepaal hoeveel je goed hebt. 

Dit zegt iets over hoe je de lesstof beheerst.

Slide 17 - Slide

Kennis lesstof
Heb je geen of 1 vraag goed?
Je krijgt uitleg over het onderwerp en we oefenen met vragen.

Heb je 2 vragen goed?
Doe mee met de uitleg, ga daarna aan de slag met de inleiding.

Heb je 3 vragen goed?
Dan kun je gelijk aan de slag met de inleiding. Opdracht staat op SOM.

Slide 18 - Slide

Achtergrondverhaal
1. Bekijk de feedback die je bij het vorige achtergrondverhaal hebt gekregen. Schrijf de belangrijkste tip op (2 mag ook). 

2. In achtergrondverhaal leg je uit wat diffusie en osmose is. 
- Je geeft de definities van diffusie en osmose. Geef ook voorbeelden.
- Hoe transport plaatsvindt over een celmembraan (via de 3 soorten van transport). 
- Je legt het effect van osmose op cellen uit (plant en dier).
- Je legt uit wat turgor, grensplasmolyse en plasmolyse is.

Slide 19 - Slide

Achtergrondverhaal
Maak gebruik van:
- §2.3 uit Nectar
- Internet (voor plaatjes)
- De vorige les op LessonUp (en filmpje daarin).
- Voorbeelden om je verhaal te verduidelijken
- De feedback die je hebt gekregen bij het vorige achtergrondverhaal.


Slide 20 - Slide

Diffusie
Bij diffusie en osmose is belangrijk:
- deeltjes (stoffen) bewegen willekeurig (vrij bewegen)
- Resultaat bij diffusie: gelijke verdeling.

Slide 21 - Slide

Osmose
Deeltjes kunnen zich niet vrij bewegen: alleen water.

Komt door semipermeabel membraan.

Osmotische waarde: hoeveelheid opgeloste stoffen tov van andere oplossing.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Plantaardige cel
Stevig als ze vol zitten met water.
Slap bij weinig water.

Belangrijk voor planten:
Cellen hogere osmotische waarde (hypotoon) dan omgeving.

Slide 24 - Slide

Dierlijke cellen
Verschrompelen bij weinig water.

Gaan kapot (lysis) bij veel water.

Belangrijk voor dierlijke cellen:
gelijke osmotische waarde (isotoon) met omgeving.

Slide 25 - Slide

Oefenvraag
Een plantaardige cel die in een vloeistof terecht komt vertoont het volgende:
Start afb. 1, 
na langere tijd afb. 3.
- Heeft de omringende vloeistof een hogere of lage osmotische waarde?
- Leg je antwoord uit.

Slide 26 - Slide

Oefenvraag
Als ik een dierlijke cel in een hypotonische oplossing doe. 
- Waar verplaatst water zich naar toe?
- Wat is het effect op de cel?

Slide 27 - Slide