3.3 Monohybride kruisingen

3.3 Monohybride kruisingen
  • Leerdoelencheck 3.2
  • Wat weet je nog?
  • Keuze: aan de slag met opdrachten of uitleg.

Leerdoelen
3.3.1 Je kunt een kruisingsschema opstellen van een monohybride kruising.
3.3.2 Je kunt de frequentie van bepaalde genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden uit een kruisingsschema of stamboom van een monohybride kruising.
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

3.3 Monohybride kruisingen
  • Leerdoelencheck 3.2
  • Wat weet je nog?
  • Keuze: aan de slag met opdrachten of uitleg.

Leerdoelen
3.3.1 Je kunt een kruisingsschema opstellen van een monohybride kruising.
3.3.2 Je kunt de frequentie van bepaalde genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden uit een kruisingsschema of stamboom van een monohybride kruising.

Slide 1 - Slide

3.2.1 Je kunt uitleggen hoe het fenotype van een organisme tot stand komt en hierbij de begrippen homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief gebruiken.

Slide 2 - Slide

Fenotype

Homozygoot

Een "onderdrukt" allel
De DNA-sequentie voor een bepaalde eigenschap
Twee verschillende allelen voor een bepaalde eigenschap
Homozygoot dominant
Homozygoot recessief
Heterozygoot
De waarneembare eigenschap van een organisme
Twee gelijke allelen voor een eigenschap
Recessief allel
Gen
Heterozygoot
AA
aa
Aa

Slide 3 - Drag question

Sleep onderstaande begrippen...
...naar de bijbehorende uitleg
dominant allel
homozygoot recessief
intermediair
recessief allel
heterozygoot
homozygoot dominant
AwAr
Aa
aa
A
AA
a

Slide 4 - Drag question

Wat is het fenotype van een zaadje eruit als hij heterozygoot rond is?

A
Aa
B
AA
C
rond
D
Ff

Slide 5 - Quiz

Welk allel is dominant?
A
Witte vacht
B
Zwarte vacht
C
Dat kan je niet weten
D
Vachtkleur

Slide 6 - Quiz

Rode bloemen zijn dominant, witte bloemen zijn ook dominant. Wat is het genotype van de roze bloemen?
A
Ar Ar
B
Ar Aw
C
Aw Aw

Slide 7 - Quiz

Alles goed? 3.2.1 gehaald!
3.2.2 Je kunt beschrijven hoe door recombinatie nieuwe combinaties van allelen ontstaatn.

Slide 8 - Slide

Wanneer vindt recombinatie plaats?
A
Tijdens mitose
B
Tijdens meiose I
C
Tijdens meiose II
D
Tijdens de hele meiose

Slide 9 - Quiz

Een cel met 4 chromosomenparen (2n = 8) ondergaat meiose I. Hoeveel verschillende genotypen kunnen in de geslachtscellen voorkomen?
A
4
B
8
C
16
D
32

Slide 10 - Quiz

Door welke processen ontstaat er meer variatie in een populatie?
A
Alleen door mutatie
B
Alleen door recombinatie
C
Recombinatie en mutatie
D
Door geen van beiden

Slide 11 - Quiz

Alles goed? 3.2.2 gehaald!

Slide 12 - Slide

Wat weet je nog?

We oefenen met kruisingen.
  1. Lees de vraag.
  2. Overleg in tweetallen
  3. Noteer jullie antwoord.

Slide 13 - Slide

Antwoorden
1) A en a
2) LL of Ll (of andere letter)
3) Van de nakomelingen (F2) is ong. een kwart wit (dus bb), daar hoort het volgende kruisingsschema bij:


De ouders zijn dus allemaal heterozygoot, dus hebben allemaal van vader b gekregen. Dat betekent dat genotype van vader bb was. De homozygote vrouwtjes waren bruin, maar als beide ouders alleen recessief hadden gehad, was F2 ook allemaal bruin, dus vader (bb) is wit.
4) Zwart (want 2e vrouwtje is dan heterozygoot en mannetje ook)

Slide 14 - Slide

5) 50%, zie hiernaast -->



6) 25% kans , zie hiernaast -->


7) a)Dit kan alleen als ze beide heterozygoot zijn -->

  b) Dit kan niet, er kunnen alleen rode kalveren
geboren worden, omdat ze beide homozygoot
recessief zijn.   -->




Slide 15 - Slide

Kies
  • Zelfstandig aan de slag: opdrachten 27 t/m 37
  • Uitleg over 3.3

Slide 16 - Slide

Kruisingen
Monohybride kruising: letten op overerving van één eigenschap, waarbij één allelenpaar is betrokken (in werkelijkheid niet realistisch).

Ouders = P 
Nakomelingen = F1 (1e generatie) en F2 (2e generatie uit F1).



Slide 17 - Slide

Stappenplan kruisingsschema maken
  1. Genotypen van ouders noteren.
  2. Welke allelen kunnen de geslachtscellen bevatten?
  3.  Invullen in kruisingsschema (denk aan juiste notatie!)
  4. Conclusie trekken uit kruisingsschema.

Voorbeeld: Bij paarden is het allel voor zwarte haarkleur (H) dominant over het allel voor witte
haarkleur (h). Een zwart paard die homozygoot is voor de haarkleur paart een aantal
malen met een wit paard. De nakomelingen in de F1 paren onderling, waardoor een
F2 ontstaat. 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Oefenen met voorbeeld
Een wit labrador vrouwtje is drachtig na een paring met een zwart labrador mannetje. Het allel voor de zwarte vachtkleur is dominant. Het mannetje is heterozygoot voor de vachtkleur.
Wat is de kans dat een pup een zwarte vacht heeft?

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Stambomen
Man = vierkant, vrouw = cirkel.


Wat is het genotype van 1 en 2?

Slide 22 - Slide

Aan de slag
Maken: 27 t/m 37 (af op donderdag 19 december)

Klaar? Nakijken. Let op: noteer je het goed?
Begrijp je alles? --> 'ja' op leerdoelenkaart invullen.
Daarna --> oefenen via biologiepagina.nl

Slide 23 - Slide