1.3 Amsterdam in de Gouden Eeuw

1.3 deel 1

HC Burgers en steden in de Lage Landen

par 1.3 Amsterdam in de Gouden Eeuw

samenvatting
1 / 24
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 24 slides, with text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

1.3 deel 1

HC Burgers en steden in de Lage Landen

par 1.3 Amsterdam in de Gouden Eeuw

samenvatting

Slide 1 - Slide

Leidende vraag 1.3




Bekijk de filmpjes hieronder van JORT.geschiedenis en probeer zijn verhaal 'mee te schrijven' en zo antwoord te geven op de leidende vraag.

In hoeverre bepaalde de burgerij de ontwikkelingen in de Gouden Eeuw? (1602-1700)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Leidende vraag 1.3




Bestudeer de samenvatting van de paragraaf of lees de gehele paragraaf door in je boek. Probeer gaandeweg een antwoord te formuleren op de leidende vraag.

In hoeverre bepaalde de burgerij de ontwikkelingen in de Gouden Eeuw? (1602-1700)

Slide 8 - Slide

1.3 deel 1
In de Republiek bloeiden handel en nijverheid. Al snel bleek dat Amsterdam de beste voorwaarden had om tot stapelmarkt uit te groeien. Zeer gunstige ligging.

Moedernegotie = Oostzeehandel

De Amsterdamse regenten stimuleerden de stapelmarktfunctie van de stad.  Ze lokten handelaren en ondernemers met gunstige regels.  Ook zorgde het stadsbestuur voor een goede infrastructuur voor de handel, bijvoorbeeld door de haven steeds verder uit te breiden met nieuwe kades en aanlegplaatsen. Er was een waag om goederen te wegen. Op de Beurs kon men goederen verhandelen. Voor geldzaken was er de Wisselbank. Daar kon geld worden gedeponeerd en ondernemers konden er geld lenen tegen een lage rente.
Amsterdam neemt de leiding

Slide 9 - Slide

1.3 deel 1
VOC en WIC
De Oostzeehandel maakt ontdekkingstochten naar het verre Oosten mogelijk.
Om prijsdalingen te voorkomen werd in 1602 de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) opgericht. De VOC kreeg het handelsmonopolie op Azië, mocht handelsovereenkomsten met inlandse vorsten sluiten, aan vreemde kusten forten bouwen en oorlog voeren. Bovendien kregen de VOC-kapiteins van de Staten-Generaal kaperbrieven, waardoor zij toestemming hadden om schepen van de vijand te overmeesteren.
Ook voor de handel met gebieden op de kusten van de Atlantische Oceaan werd één compagnie opgericht, de West- Indische Compagnie (WIC). De WIC bouwde forten en handelsnederzettingen en stichtte koloniën. Ze nam een deel van de Spaanse slavenhandel over en was actief in de kaapvaart.
Er een oorlogseconomie ontstaan. Oorlog zorgde namelijk voor een bloeiende nijverheid, doordat er winst werd gemaakt met de bouw van schepen en het vervaardigen van oorlogstuig en uitrusting.

Slide 10 - Slide

1.3 deel 1
Innovatie
De economie in de Republiek kenmerkte zich door innovatie: zowel in de scheepvaart als in de handel en nijverheid volgden verbeteringen elkaar snel op.

- Fluitschip
- Slingeruurwerk
- Windmolens
- Inpolderen en droogleggen nieuw land

Uitvinders konden hun nieuwe apparaten aanmelden bij de Staten-Generaal of de Gewestelijke Staten. Die beschermden dan met een octrooi de uitvinding tegen illegale namaak.

Voor de handel ontstond er een uitgebreid wegennet en trekschuitennetwerk in het achterland.

Slide 11 - Slide

1.3 deel 1
De Dertigjarige Oorlog
Grote delen van Europa waren in oorlog. De omstandigheden voor een voorspoedige economische ontwikkeling waren in andere Europese landen door conflicten en oorlogen minder gunstig dan in de Republiek. 

1618-1648 Dertigjarige Oorlog, slepend godsdienstconflict.

De Republiek verdiende flink aan deze oorlog door het leveren van oorlogsmateriaal, maar ook door in te springen op in andere tekorten te voorzien, zoals bijvoorbeeld laken naar de Duitse gebieden te verhandelen.

Slide 12 - Slide

1.3 deel 1
Engeland en Frankrijk
In Engeland en Frankrijk bleef de economische groei achter ten opzichte van die van de Republiek. Net als in het Heilige Roomse Rijk speelde godsdienst daarbij een rol, evenals de machtsverhoudingen tussen de naar absolutisme strevende koningen, de adel en de steden.

Engeland: Koning probeert absolute macht te krijgen, dit leidt tot burgeroorlog. (tijdelijke Republiek met Cromwell - Glorious Revolution 1666)

Frankrijk: Louis XIV verplicht protestanten Frankrijk te verlaten. Zij vluchten naar de Republiek en brachten hun kennis en welvaart mee.


Slide 13 - Slide

1.3 deel 1
Arbeidsmigranten
De Republiek ontving verschillende soorten migranten binnen haar grenzen:

- Hugenoten, gevluchte Franse protestaten
- Duitse onderdanen gevlicht voor het geweld van de Dertigjarige Oorlog
- Portugeze Joden die het land uit waren gezet.

De steden hadden baat bij de komst van kundige ambachtslieden en handelaren en tot op zekere hoogte ook ongeschoolde arbeiders, die bijvoorbeeld als sjouwers konden werken.

Lang niet alle nieuwkomers waren succesvol. Er kwam ook veel gespuis op de welvaart af die hoopten een graantje mee te pikken.



Slide 14 - Slide

1.3 deel 1
Een deftig bestaan
Het stadsbestuur werd steeds meer een oligarchie. Een beperkt aantal rijke burgers verdeelde onderling de bestuursfuncties (regenten).

De regenten bootsten de leefwijze van de adel na om status en gezag uit te stralen. De term aristocratisering past daar goed bij. De bouw van een groot buitenhuis langs de Amstel of de Vecht sluit ook aan op deze ontwikkeling.

Ze kregen meer waardering voor een leven in luxe. Kunstschilders als Rembrandt, maar ook boekdrukkers en andere ambachtslieden, deden dankzij deze ontwikkelingen goede zaken.


Slide 15 - Slide

1.3 deel 1
De Vrede van Münster - 1648
De slepende Opstand tegen Spanje (sinds 1568) en de Dertigjarige Oorlog werden hier beëindigd.

Stadhouder Willem II en zijn aanhangers, de Oranjegezinden, waren niet blij met de vrede. Vrede betekende inkrimping van het leger en dat was slecht voor de machtspositie van de stadhouder. Hij was immers legeraanvoerder. Regenten waren er blij mee, want vrede was beter voor de handel.

Willem II wilde de macht van Amsterdam breken door de stad te bezetten en er Oranjegezinden aan de macht te helpen. Dit plan werd verijdeld. Toen Willem II kort daarna stierf, besloten de staatsgezinden geen nieuwe stadhouder aan te stellen. Daar was immers geen noodzaak toe, want de oorlog met Spanje was voorbij. In de ogen van de staatsgezinden streefde de stadhouder bovendien te veel naar bestuursmacht.


Slide 16 - Slide

1.3 deel 1
Protectionisme
Engeland en Frankrijk waren jaloers op de rijkdom van de Republiek en werkten de Republiek tegen

1651 : Engelse 'Act of Navigation' weert Nederlandse schepen uit hun havens. Handelaren uit de Republiek probeerden deze wetten te omzeilen. Dit leidde tussen 1652 en 1674 tot drie oorlogen tussen Engeland en de Republiek.

Frankrijk probeert de eigen handel te beschermen door zoveel mogelijk te exporteren en zo min mogelijk te importeren. Hoge invoerbelastingen moesten import voorkomen, zodat aan de eigen producten verdiend kon worden d.m.v. export. Mercantilisme en protectionisme

Slide 17 - Slide

1.3 deel 1
Het Rampjaar  1672
Voor Lodewijk XIV was oorlog een middel om economisch voordeel te behalen. Veroverde gebieden leverden oorlogsbuit en in de toekomst meer belastinginkomsten op. Hij sloot een verbond met Engeland en met de aartsbisschoppen van Münster en Keulen. In 1672 verklaarden zij de oorlog aan de Republiek.

Op zee wint de Republiek nog slagen, maar op het land verloopt het hopeloos. De roep om een sterke stadhouder neemt toe. Het volk lyncht raadspersionaris De Witt en zijn broer en benoemt de zoon van Willem II, Willem III tot nieuwe stadhouder.

Willem III zet gebieden tussen de grote rivieren en de Zuiderzee onder water. Dat voorkwam een Franse bezetting van het gewest Holland. De stadhouder won snel aan populariteit, nu hij de Republiek had gered.

Slide 18 - Slide

1.3 deel 1
Van Gouden Eeuw naar Zilveren Eeuw
Na het Rampjaar begon in de Republiek een langzame achteruitgang van de economie. Engelse en Franse handelscompagnieën vormden steeds grotere concurrenten voor die uit de Republiek.

De economie liep terug:
- Belastingverhoging agv de strijd tegen Louis XIV
- Minder geld voor risicovolle handelsinvesteringen, regenten investeerden meer in land en huizen dan in handel

De langzame teruggang van de economie betekende niet dat er in de Republiek een periode van armoede aanbrak. Eerder was er na de Gouden Eeuw sprake van een Zilveren Eeuw.

Slide 19 - Slide

Examenopdracht

Slide 20 - Slide

Opdracht (5pt)
De vijf gebeurtenissen in de vorige opdracht hadden gevolgen voor zowel Antwerpen als Amsterdam.



A De Spaanse legerleider Parma verovert Antwerpen.
B De Franse hertog Anjou probeert Antwerpen te veroveren op troepen van Willem van Oranje.
C De Schelde, de toegang tot Antwerpen over het water, wordt afgesloten.
D Beeldenstormers richten veel schade aan in kerkgebouwen in Antwerpen.
E Antwerpen krijgt te maken met de Spaanse Furie.

Leg uit:
- bij drie van de vijf gebeurtenissen hoe deze een daling van het bevolkingsaantal van Antwerpen veroorzaakten, en
- dat Amsterdam zowel in cultureel opzicht als in economisch opzicht profiteerde van de neergang van de handelssituatie in Antwerpen







Slide 21 - Slide

Antwoordmodel
Na de Beeldenstorm werd in de stad de orde hersteld. Alva begon vervolgingen van Beeldenstormers en opstandelingen. Antwerpenaren vluchtten naar Duitse gebieden of naar Engeland.

Tijdens de Spaanse Furie worden Antwerpenaren om het leven gebracht. Door de onveilige situatie en inkrimping van de handel vertrekken Antwerpenaren ook.
De aanval van Anjou mislukte, maar kostte wel Antwerpenaren het leven. Door de onveilige situatie en inkrimping van de handel vertrekken Antwerpenaren ook.
Tijdens het beleg van Antwerpen en de verovering door de Spanjaarden komen Antwerpenaren om het leven. Door de onveilige situatie en inkrimping van de handel vertrekken Antwerpenaren ook.
Door de blokkade van de Schelde stort de handel in Antwerpen helemaal in en vertrekken nog meer Antwerpenaren uit de stad. (3p)
Economisch: er kwamen veel handelaren en deskundige ambachtslieden. (1p)
Cultureel: ook boekdrukkers en kunstenaars verhuisden van Antwerpen naar Amsterdam. (1p)





Slide 22 - Slide

Opdracht (6pt)
Spinoza stelt dat de Hollanders zich van hun landsheer hebben ontdaan.








Gebruik bron 4.

- Geef zonder de bron twee motieven die de Hollanders voor deze beslissing hadden.
- Geef met behulp van de bron aan welke twee kritiekpunten Spinoza heeft op de bestuurlijke organisatie van de Republiek nadat ze zich van de landsheer heeft ontdaan.
- Beredeneer zonder de bron in hoeverre Oranjegezinden en in hoeverre staatsgezinden het met die kritiek eens zijn.



Slide 23 - Slide

Antwoordmodel
De Hollanders ontdeden zich van hun landsheer omdat die het geloof van de onderdanen wilde bepalen en omdat hij de privileges schond door te autoritair te regeren. (2p)






Spinoza vindt dat er te weinig vrijheid is om kritiek te leveren. Vrijheid is nodig voor democratie. Nu is er blijkbaar geen veiligheid voor iedereen. Er is staatsgeweld. Bovendien zijn er in het bestuur te weinig mensen (die het volk vertegenwoordigen) om echt van democratie te spreken. Dus de macht was in handen van een veel te kleine groep. In de termen van Spinoza was dat een oligarchie. (2p)
Spinoza wil democratie en daarvoor is vrijheid van meningsuiting noodzakelijk. Die is er in zijn ogen niet voldoende, want Oranjegezinden dulden geen kritiek op de stadhouder. Bovendien willen de Oranjegezinden dat er meer macht bij de stadhouder (de Oranjes) komt te liggen. Dat betekent dat het bestuur, als de Oranjegezinden aan de macht zouden komen, in de ogen van Spinoza nog ondemocratischer zou worden dan wanneer de staatsgezinden aan de macht zijn. Spinoza heeft dus kritiek op de Oranjegezinden. Maar hij heeft ook kritiek op de staatsgezinden. In de ogen van Spinoza regeert als zij aan de macht zijn ook maar een kleine kliek en dat is niet democratisch. De staatsgezinden zijn niet echt democratisch, want in de steden heerst een regentenkliek en in de Staten zitten vertegenwoordigers van de standen, dus niet het volk. Beide groepen vinden dus stof om zijn denkbeelden af te keuren. (2p)

Slide 24 - Slide