Oefenvragen 10.1, 10.3 & 10.5
1 / 15
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Om bewegingen te maken heb je beweegbare verbindingen in je skelet.
Welke beenverbindingen zijn beweeglijk?
Welke beenverbindingen zijn beweeglijk?
A
gewrichten en naadverbindingen
B
gewrichten en kraakbeenverbindingen
C
kraakbeenverbindingen en naadverbindingen
D
naadverbindingen en vergroeiingen
Slide 8 - Quiz
Welke botten in je lichaam zijn met elkaar verbonden door vergroeiing?
A
de wervels in het heiligbeen
B
de schedelbeenderen
C
de ribben en het borstbeen
D
de ribben en de wervels
Slide 9 - Quiz
Welke delen van je kniegewricht houden de botten van het gewricht bij elkaar?
A
alleen het gewrichtskapsel
B
alleen het gewrichtskapsel en het gewrichtssmeer
C
alleen het gewrichtskapsel en de gewrichtsbanden
D
het gewrichtskapsel, het gewrichtssmeer en de gewrichtsbanden
Slide 10 - Quiz
Dankzij gewrichten kunnen botten ten opzichte van elkaar bewegen. Welk type gewricht kan naar alle kanten bewegen?
A
een kogelgewricht
B
een scharniergewricht
C
een rolgewicht
Slide 11 - Quiz
Wat zijn pezen? Noteer de letter van het juiste antwoord.
A
een grote groep spiercellen
B
de verzameling van alle spiervezels in een spier
C
het uiteinde van de vliezen om een spierbundel
Slide 12 - Quiz
Bij welke blessure schiet een gewrichtskogel uit een gewrichtskom?
A
bij een ontwrichting
B
bij een verstuiking
C
bij kramp
D
bij spierpijn
Slide 13 - Quiz
Welke blessure zie je hier?
A
een botbreuk
B
een spierscheuring
C
een ontwrichting
D
een verstuiking
