Spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegdes

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Het gaat goedschiks of kwaadschiks.
A
Het loopt goed óf slecht af
B
De volgorde is niet van belang.
C
Iemand werkt mee. Als dit niet is, dan gaat het gedwongen.

Slide 19 - Quiz

Op stage was het niet te harden op de afdeling.
A
was niet uit te houden
B
was makkelijk werk
C
was waar voor tijdelijk

Slide 20 - Quiz

Na lang aandringen ging hij overstag.
A
werd hij boos
B
gaf hij toe
C
begon hij te huilen

Slide 21 - Quiz

Achter het net ...
A
vangen
B
vissen
C
pakken
D
hangen

Slide 22 - Quiz

Met de rug tegen de ....... staan.
A
deur
B
conifeer
C
muur
D
wand

Slide 23 - Quiz

Het op iemand gemunt ...
A
hebben
B
gehad
C
hebben gehad

Slide 24 - Quiz