oefening voor T402 spelling 2022-2023

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Wanneer plaats je een komma?

1. tussen twee persoonsvormen
2. tussen de onderdelen van een opsomming
3. voor een voegwoord
4. zowel A, B als C

Welke zin is juist?

1. De docent vroeg wie er afwezig was in de onlineles?
2. De docent vroeg wie er afwezig was in de onlineles.

Wanneer gebruik je een dubbele punt?

1. om een opsomming aan te kondigen
2. om een verklaring aan te kondigen
3. om de directe rede aan te kondigen
4. zowel A,B als C

Wat is onjuist?

1. Middeleeuwen
2. het rijke Westen
3. augustus
4. christelijk

Wat is onjuist?

1. 't Wordt koud vandaag.
2. Iris' afspraken staan vast.
3. 23 leerlingen zitten er in de klas.
4. vwo- en havoleerlingen doen mee.

Sommige mannen laten hun snor staan. Gelukkig weten de meeste/meesten wel beter.

1. meeste
2. meesten

Wat schrijf je met een kleine letter?

1. windstreken
2. afleidingen van feestdagen
3. maanden
4. zowel A, B als C

Geef een voorbeeld van een afleiding van een feestdag

Wat is onjuist?

1. Artsen zonder Grenzen
2. Noordhoff Uitgevers
3. de heer Van der Wal
4. A. Van der Wal

Welke samenstelling is onjuist?

1. koninginnekroon
2. beresterk
3. paradepaard
4. dwingeland

Wat is onjuist?

1. Hij zat eroverin.
2. Hij zat erbovenop.
3. Hij zat erover in.
4. Ik leg het daar op.

Wat is onjuist?

1. adjunct-chef
2. oud-commissaris
3. aspirant-lid
4. geneesheer directeur

Beide/beiden zochten naar de juiste woorden.

1. beide
2. beiden

Enkele/enkelen onder ons zijn ontevreden.

1. enkele
2. enkelen

Over het algemeen zijn honden leuk, maar voor sommige/sommigen ben ik bang.

1. sommige
2. sommigen

Sommige voetballers zingen mee, maar de meeste/meesten houden hun mond dicht.

1. meeste
2. meesten

Sommige/sommigen bleven blaffen tot middernacht.

1. sommige
2. sommigen

Hij deed twee pogingen en beide/beiden mislukten.

1. beide
2. beiden

1. Het gebeurt.
2. Het is gebeurd.

1. 1 = persoonsvorm 2 = persoonsvorm
2. 1 = voltooid deelwoord 2 = voltooid deelwoord
3. 1 = persoonsvorm 2 = voltooid deelwoord
4. 1 = voltooid deelwoord 2 = persoonvorm

Wat is juist gespeld? Een of meerdere antwoorden zijn goed.

1. Sophie heeft haar vinger verbrandt.
2. Sam en Tom moesten op de bus wachtten.
3. Het verbrandde haar van Sjors stinkt enorm.
4. Tom verbreedde zijn tuinpad.

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeurdt
4. gebeurdde

Weet je wel wat het beteken.... wanneer je werkwoordspelling echt beheerst?!

1. betekend
2. betekent
3. betekende
4. betekente

Toen hij gisteren niet (antwoorden) (verzuchten) ik dat ik er nu echt klaar mee ben.

1. antwoorde- verzuchtte
2. antwoordde, verzuchtte
3. antwoordde-verzuchte
4. antwoorde-verzuchte

(Worden) je broer ook zo gek van dat wachten?

1. Word
2. Wordt

De sportleraar ...(timen) de snelheid van de atleet.

1. timde
2. timte
3. timede
4. timete

Gisteren ...(lunchen) ik met mijn oma.

1. lunchde
2. lunchte
3. lunchete
4. lunchede

Wie wat ...(bewaren), die heeft wat.

1. bewaart
2. bewaardt
3. bewaard
4. bewaartd

De (aanbranden) aardappels zijn weggegooid.

1. aangebranden
2. aangebrandde
3. aanbrandende
4. aangebrande

Mijn (intapen) enkel doet nog steeds zeer.

1. Ingetapete
2. Ingetapede
3. Ingetapte
4. Ingetapde

evacueren
de .................. kampen

1. gëevacueerde
2. geëvacueerde
3. gëevacueerden
4. geëvacueerden

Hij (deleten - vt) de bestanden.

1. delete
2. deletete
3. delette
4. deletette

(vinden) alsjeblieft die bankpas terug, voor er misbruik van wordt gemaakt.

1. Vond
2. Vindt
3. Vind

De pas (stofzuigen) vloer lag onder de confetti.

1. stofgezogen
2. gestofzuigde
3. stofgezoge
4. stofgezuigde