Mittwoch, der vierzehnte November
doel: je weet wat modalverben zijn, welke werkwoorden dat zijn en hoe je ze vervoegt
Bist du in der Klasse, dann hat jeder, wenn ich das will, das Handy in der Tasche!!!
1. herhaling vorige les: Leerdoelen / Stuttgart
2. Modalverben: 7 Stück: welke heb je vervoegd?
4 Text 2. Weltkrieg! maak een korte samenvatting in het Nederlands( woordenboek)
Hausaufgaben: Bis Ü 10 machen (5 hoeft niet),
lesen Text 2. Weltkrieg+ samenvattingkje maken und lernen Wörter Lektion 1 und 2
Hausaufgaben:
This lesson contains 10 slides, with interactive quiz, text slides and 2 videos.
Mittwoch, der vierzehnte November
doel: je weet wat modalverben zijn, welke werkwoorden dat zijn en hoe je ze vervoegt
Bist du in der Klasse, dann hat jeder, wenn ich das will, das Handy in der Tasche!!!
1. herhaling vorige les: Leerdoelen / Stuttgart
2. Modalverben: 7 Stück: welke heb je vervoegd?
4 Text 2. Weltkrieg! maak een korte samenvatting in het Nederlands( woordenboek)
Hausaufgaben: Bis Ü 10 machen (5 hoeft niet),
lesen Text 2. Weltkrieg+ samenvattingkje maken und lernen Wörter Lektion 1 und 2
Hausaufgaben:
doel(en) van de les:
1. Ik weet wat Modalverben zijn, welke werkwoorden dat zijn en hoe je ze vervoegt.
hoe: we herhalen vorige les even en gaan daarna over op de modale hulpwerkwoorden, waarbij we eerst zelf kijken wat we weten en daarna kort uitleg krijgen via Lesson up en dan aan de slag gaan in het boek
hoe lang: orientatie duurt 10 min en daarna 10 min uitleg lezen/ volgen en dan gaan jullie de rest van het uur zelfstandig aan de slag met opdrachten en leesvaardigheid
hulp: Frau Janssen oder dein Nachbar/
deine Nachbarin
klaar: Je kunt aan je huiswerk gaan of woordjes leren in je Lernbox of opdracht 11 als verdieping maken
Modale hulpwerkwoorden (modalverben) zijn hulpwerkwoorden die extra betekenis aan het hoofdwerkwoord toevoegen.
Voorbeelden van modale hulpwerkwoorden in het Nederlands zijn zullen, kunnen, mogen, moeten, willen.
Als je bijvoorbeeld zegt: 'Petra kan zwemmen', zeg je eigenlijk dat Petra in staat is om te zwemmen (ze verdrinkt niet in water). Dat heeft natuurlijk een hele andere betekenis dan 'Petra zwemt', een zin zonder modaal hulpwerkwoord.
De vervoeging van de Duitse 'Modalverben' is eigenlijk heel eenvoudig. Bijna alle werkwoorden volgen dezelfde regels:
Tipp! Wortschatz: In het Duits zijn er veel samengestelde woorden die niet in het woordenboek staan. Je knipt
zo’n woord eerst in stukjes en zoekt dan de losse woorden in het woordenboek op. Als je twee zelfstandige
naamwoorden samenvoegt komt er soms een extra –e, –es, –n of –en tussen de woorden.
Beispiele:
der Hund + die Hütte = die Hundehütte
die Geburt + der Tag + das Geschenk = das Geburtstagsgeschenk
die Orange + der Saft = der Orangensaft