M&A H3 Activiteiten voor tieners en jongeren

Mens en Activiteit
h 3 

Activiteiten voor tieners en jongeren

1 / 69
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 69 slides, with interactive quizzes, text slides and 11 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Mens en Activiteit
h 3 

Activiteiten voor tieners en jongeren

Slide 1 - Slide

Doelstellingen

Slide 2 - Slide

Heterogene en homogene groepen

Heterogene groepen: 
verschillende eigenschappen zoals leeftijd, interesses, leefstijl en geslacht.

Homogene groepen: 
dezelfde eigenschappen zoals leeftijd, interesses, leefstijl en geslacht.


Slide 3 - Slide

Tot welke generatie
behoor jij?
gen x
millenial
gen z
gen alpha

Slide 4 - Poll

Noem een aantal kenmerken die typisch zijn voor jouw generatie?

Slide 5 - Open question

Geboren tussen 1981-1996)
Ook wel: Digitale generatie,  Generatie Y, generatie Einstein . Al vroeg actief zijn met sms en  MSN.  
Geboren zijn tussen 2010 en 2025,  leven met tablets, smartphones, social media enzovoort. Youtube en TikTok zijn erg populair”
 

Geboren tussen  1941-1955, ook wel de protestgeneratie genoemd. Over het algemeen opgegroeid  met veel welvaart, weinig armoede of werkloosheid. 
Geboren tussen 1965 en 1980, groeide op met de Walkman, computers, e-mail en de eerste mobiele telefoons. Dit was ook de eerste generatie die internet in hun dagelijks leven opnam.
Geboren tussen 1996 en 2015 en staat bekend als ‘the digital native’. Ze groeiden op met smartphones en het 24/7 online bestaan.
Baby Boomers
Generatie X
Millennials
Generatie Z
Generatie Alpha

Slide 6 - Drag question

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Op welke manieren kun je de groep kinderen op de foto omschrijven?

A
Heterogene groep+ Verticale groep
B
Homogene groep + Verticale groep
C
Heterogene groep + Horizontale groep
D
Homogene groep + Horizontale groep

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Wat weet jij over de lichamelijke ontwikkeling van een tiener. Noem drie zaken.

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Wat weet jij over de geestelijke ontwikkeling van een tiener. Noem drie zaken.

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Hoeveel schermtijd heb je gemiddeld per dag?
tussen 0 en 2 uur
tussen 2 en 4 uur
tussen 4 en 6 uur
meer dan 6 uur

Slide 24 - Poll

Slide 25 - Video

Schermtijd heeft invloed op
mijn mentale gezondheid.
0100

Slide 26 - Poll

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Link

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Informatie verzamelen over je doelgroep

CBS: hier kan je van alles vinden over je doelgroep in een bepaalde wijk
  • Aantallen
  • Mannen en vrouwen
  • Culturele achtergrond
  • Inkomens
  • Werkend of werkeloos

Demografische gegevens geven je informatie over de bevolking in een gemeente per wijk.


zoekterm: CBS kerncijfers wijken en buurten

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Link

Ontwikkelingsfase en gezondheid


Als je een activiteit gaat organiseren moet je rekening houden met de ontwikkelingsfase en de gezondheid en de Sociale omgeving

Als je de sociale omgeving van je doelgroep kent dan weet je met wie ze allemaal te maken hebben:
  • Vrienden
  • Familie
  • Buren
  • Mensen op de sportclub
  • Collega’s op het werk

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Wat is cultuur?
A
Dit is de overdracht van kennis
B
Dit is je waarden en normen
C
Dit is je geloof
D
Dit is de overdracht van kennis, waarden en normen tussen verschillende mensen

Slide 35 - Quiz

Cultuur

Waarden: de dingen die jij belangrijk vindt, zoals eerlijkheid, respect, vrijheid en vriendschap.
Normen: hoe jij je gedraagt volgens je eigen waarden (regels)
  • Niet liegen
  • U zeggen tegen de ouderen
  • Niet stelen
  • Gaan staan voor ouderen in de metro



Slide 36 - Slide

Een cultuur is een groep mensen met dezelfde
A
gedachten
B
waarden, normen en gewoonten

Slide 37 - Quiz

Wat is het verschil tussen normen en waarden?
A
Norm is een regel, waarden is waarom jij dat belangrijk vindt
B
Waarden is een regel, norm is waarom jij dat belangrijk vindt
C
Normen en waarden zijn allebei hetzelfde. Het zijn allebei regels
D
Norm is een regel en een waarden is een mening

Slide 38 - Quiz

Welke norm hoort bij de waarde
'We stellen eerlijkheid erg op prijs'?







A
We keuren agressief gedrag af.
B
We waarderen het als iemand geduldig met kinderen omgaat.
C
We stellen eerlijk zijn erg op prijs.
D
Je mag niet stelen.

Slide 39 - Quiz

Ouderen worden met 'u' aangesproken binnen een leefstijlcentrum. Is dit een waarde of een norm
A
waarde
B
norm

Slide 40 - Quiz

Noem een aantal verschillende culturen in ons land

Slide 41 - Open question

Cultuur

Multi culturele samenleving:
Dit betekent dat mensen van verschillende culturen(uit verschillende landen) vreedzaam naast elkaar leven.
Migratie: verhuizen van mensen naar een ander land
Emigratie: mensen die vanuit een land naar het buitenland verhuizen.

Welke mensen zijn naar Nederland gekomen:
  • Vluchtelingen
  • Gastarbeiders
  • Mensen uit de koloniën



Slide 42 - Slide

Cultuurkenmerken

  • Geloof
  • Rolverdeling man/vrouw
  • Muziek
  • Tradities
  • Politiek
  • Waarden en normen
  • Uiterlijke kenmerken
  • Wij of ik cultuur
  • Kleding
Subcultuur: groep binnen de samenleving die een deel van de cultuur niet willen overnemen.


Slide 43 - Slide

Thora
Synagoge
bijbel
Veda
Islam
Jodendom
Christendom
Hindoeisme
kerk
koran
moskee
tempel

Slide 44 - Drag question

Brahma, Vishnu, Shiva
Veda
vegetarisch
Reïncarnatie
Heilige koe

Allah
Mohammed
5 x bidden per dag
Mekka
Ramadan
Koran
halal
Moskee
Jezus Christus
Bijbel
zondag rustdag
kerk
God
Thora
10 geboden
sabbat
synagoge
spijswetten
Islam
Jodendom
Christendom
Hindoeisme

Slide 45 - Drag question

Christendom
Jodendom
Hindoeisme
Islam

Slide 46 - Drag question

Boeddhisme
Christendom
Islam
Hindoeisme
Joodse geloof
Geen vlees. Liever geen knoflook, prei en ui.
Geen alcohol en andere verslavende middelen.
 

Geen varkensvlees en vlees van dieren die zelf dieren eten. Vlees moet ritueel geslacht zijn. Geen alcohol, drugs, sigaretten.
Eigenlijk geen voedselvoorschriften. Vroeger werd er op vrijdag geen vlees gegeten.
Liever geen vlees, vooral geen koeienvlees. Liever geen ei.
Geen varkensvlees. Geen schaaldieren. Eten moet koosjer zijn. Vlees en melkproducten mogen niet samen bereid worden. Vlees moet ritueel geslacht zijn.

Slide 47 - Drag question

Interesses, wensen en behoeften achterhalen bij de doelgroep

Je kan er op verschillende manieren achterkomen waar de doelgroep interesse voor heeft of welke wensen zij hebben.
Het eerste contact (bijv. kennismakingsgesprek) 
  • Formeel of informeel
Signalen opvangen 
  • verbaal en non-verbaal
Enquête maken / Interview afnemen 
  • open en/ gesloten vragen
Observeren
  • beschrijvende observatie of met een schema


Slide 48 - Slide

Ey gappie, geef mij eens zo'n hotdog met een saussie! Dit is een:
A
Formeel gesprek
B
Informeel gesprek

Slide 49 - Quiz

Geachte meneer, hierbij laat ik weten dat wij een feest organiseren. Hartelijke groeten, meneer De Boer. Dit is een:
A
Formeel gesprek
B
Informeel gesprek

Slide 50 - Quiz

Welk signaal is non-verbaal?
A
Schelden
B
Klagen
C
Wenkbrauwen fronsen
D
Roepen

Slide 51 - Quiz

non verbale communicatie
A
is een manier van communiceren waarbij je alleen gebaren en gezichtsuitdrukkingen gebruikt
B
communiceren met woorden, dus bijvoorbeeld door te schrijven of te praten.
C
is massamedia via woorden
D
is via de email, of via de krant

Slide 52 - Quiz

Een gesprek tussen een baliemedewerker en een klant. Dit is een....
A
Informeel gesprek
B
Formeel gesprek

Slide 53 - Quiz

Gesloten vragen
Open vragen
Bent u moe?
Wilt u vandaag of morgen uw zoon bellen?
Hoe smaakte het eten vanmorgen?
Waarom bent u boos?
Wilt u nu de krant lezen?
Wat heeft u voor uw verjaardag gekregen?

Slide 54 - Drag question

Signalen opvangen: Waarnemen en observeren

Slide 55 - Slide

Slide 56 - Video

Slide 57 - Video

Slide 58 - Video

Wat is het verschil tussen objectief en subjectief?
A
Objectief is je mening, subjectief is zakelijk
B
Objectief is feitelijk en subjectief ook
C
Objectief is feitelijk en subjectief is je mening

Slide 59 - Quiz

Observeren (en rapporteren) doe je
A
subjectief
B
objectief

Slide 60 - Quiz

Masja komt huilend het KDV binnen en roept dat bij mama wil blijven.

A
Objectief
B
Subjectief

Slide 61 - Quiz

De hele klas heeft een voldoende voor wiskunde

A
Objectief
B
Subjectief

Slide 62 - Quiz

‘Martijn was vandaag lastig en vervelend, hij wilde niet eten en slapen en huilde de hele dag’
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 63 - Quiz

Nadat wij aankwamen, kregen wij een lekker gebakje met een kop koffie of thee.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 64 - Quiz

Slide 65 - Slide

Slide 66 - Slide

Doelstellingen

De volgende vragen zijn belangrijk bij het nadenken over de doelgroep:
  • Ken je je doelgroep?
  • Kun je rekening houden met je doelgroep?
  • Kun je contact leggen met je doelgroep?
  • Ken je het verschil tussen formeel en informeel?
  • Weet je wat homogene en heterogene groepen zijn?
  • Kun je wensen en behoeften van de doelgroep achterhalen?
  • Kun je een enquête afnemen?
  • Kun je observeren?

Slide 67 - Slide

Slide 68 - Video

Slide 69 - Video