Begroten en inventariseren

Begroten en inventariseren
1 / 15
next
Slide 1: Slide
GroenMBOStudiejaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Begroten en inventariseren

Slide 1 - Slide

Vandaag in de les
  • introductie begroten en inventariseren
  • inventarisatie herhaling
  • opdracht deze periode 1
  • werken aan deel opdracht arbeidskosten en materiaalkosten 
  • werken aan opdracht periode 1 
  • afsluiting

Slide 2 - Slide

Een gedetailleerde begroting is noodzakelijk voor succesvolle projecten.
Eens: Helpt bij het identificeren van potentiële problemen.
Oneens: Kan creativiteit en innovatie belemmeren.
Eens: Biedt een duidelijk kader voor planning.
Oneens: Kan leiden tot te veel focus op details.

Slide 3 - Poll

Het opnemen van een buffer in de begroting is een verstandige zet.
Eens: Beschermt tegen onverwachte uitgaven.
Oneens: Leidt tot inefficiënt gebruik van middelen.
Eens: Geeft ruimte voor flexibiliteit en aanpassingen.
Oneens: Kan leiden tot verspilling van financiële middelen.

Slide 4 - Poll

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide



We gaan inventariseren !

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Opdracht 1
arbeidskosten en materiaalkosten. 
Maak de opdracht en lever deze in in cumlaude voor de volgende les. 

Slide 10 - Slide

Wat is een begroting?
A
Een opsomming van belastingen.
B
Een schatting van inkomsten en uitgaven.
C
Een lijst van alleen uitgaven.
D
Een overzicht van winst en verlies.

Slide 11 - Quiz

Wat is het doel van een begroting?
A
Het verbeteren van de gezondheid.
B
Het plannen en beheren van financiën.
C
Het volgen van mode trends.
D
Het leren van een nieuwe taal.

Slide 12 - Quiz

Wat zijn variabele kosten in een begroting?
A
Kosten die alleen op maandag gelden.
B
Kosten die veranderen op basis van activiteit.
C
Kosten die altijd hetzelfde blijven.
D
Kosten die afhankelijk zijn van het weer.

Slide 13 - Quiz

Wat betekent het als een begroting 'in de rode cijfers' staat?
A
Er is geen geld uitgegeven.
B
Er is een overschot aan geld.
C
Er is precies genoeg geld besteed.
D
Er is meer uitgegeven dan er is binnengekomen.

Slide 14 - Quiz

Bedankt 
en Succes

Slide 15 - Slide