2GR Argo Tekst 14

TEKST 14
Met behulp van deze LessonUp kijk je jouw vertaling van Tekst 14 "Een houten paard" na en beantwoord enkele vragen erover.

Er worden ook vragen gesteld, die ik in het filmpje over dat tekstgedeelte beantwoord, dus het loont de moeite om het filmpje te bekijken & beluisteren en aantekeningen te maken.
1 / 27
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

TEKST 14
Met behulp van deze LessonUp kijk je jouw vertaling van Tekst 14 "Een houten paard" na en beantwoord enkele vragen erover.

Er worden ook vragen gesteld, die ik in het filmpje over dat tekstgedeelte beantwoord, dus het loont de moeite om het filmpje te bekijken & beluisteren en aantekeningen te maken.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

regel 5 ἦν τὰ πλοῖα
Welke PV zou je eigenlijk verwachten?
A
ἐστί
B
ἠσαν
C
D
εἰσι

Slide 3 - Quiz

regel 5 ἦν τὰ πλοῖα
Wat is de grammaticale regel waarom dit in het Grieks toch juist is?

Slide 4 - Open question

regel 7 περὶ τοῦ πράγματος
Over welke πράγμα gaat dit?
A
het feit dat de Grieken zijn vertrokken
B
het feit dat de Trojanen de oorlog hebben gewonnen
C
het achtergelaten houten paard
D
of ze het paard de stad in moeten slepen of niet

Slide 5 - Quiz

Welke mening is er NIET over het houten paard?
A
het moet in brand worden gestoken
B
het is een geschenk voor Athena
C
het paard zal Troje beschermen
D
het moet in zee worden gegooid als offer

Slide 6 - Quiz

regel 9 ἔλιπον
Welke vorm is dit?
A
praesens
B
imperfectum
C
aoristus
D
imperativus

Slide 7 - Quiz

regel 9 τῇ Ἀθηνᾷ
Waarom staat dit in de dativus?
A
meewerkend voorwerp
B
bij ww of voorz.
C
bepaling waarmee
D
bepaling waardoor

Slide 8 - Quiz

regel 10 ἔχομεν
Welke vorm is dit?
A
praesens
B
imperfectum
C
aoristus
D
imperativus

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Video

regel 12 ἦγον
Welke vorm is dit?
A
praesens
B
imperfectum
C
aoristus
D
imperativus

Slide 11 - Quiz

regel 14 αὐτοὺς
Naar wie/wat verwijst dit?
A
τῶν υἱῶν
B
Λαοκόων
C
τὸν ἵππον
D
οἱ μὲν

Slide 12 - Quiz

regel 15 ἄφρονες
Waarom noemt Laokoön de Trojanen zo? Baseer je antwoord op de tekst.

Slide 13 - Open question

regel 17 πιστεύετε
Welke vorm is dit?
A
praesens
B
imperfectum
C
aoristus
D
imperativus

Slide 14 - Quiz

regel 17 τοῖς δώροις
Waarom staat dit woord in de dativus?
A
meewerkend voorwerp
B
bij een ww of voorz.
C
bepaling waarmee
D
bepaling waardoor

Slide 15 - Quiz

regel 17 αὐτῶν
Naar wie/wat verwijst dit?
A
οἱ Ἑλληνες
B
τοῖς δώροις
C
ὁ ἵππος
D
δόρυ

Slide 16 - Quiz

regel 18-19 Καὶ τότε ... t/m ... ἔτυχεν
Leg uit waarom het spannend is wat Laokoön hier doet. Ga in op de inhoud van het paard.

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Video

regel 20-21
Laokoön heeft gelijk. Waarom wordt hij dan toch gestraft?

Slide 19 - Open question

regel 21 ἧκον
Welke vorm is dit?
A
praesens
B
imperfectum
C
aoristus
D
imperativus

Slide 20 - Quiz

regel 22 αὐτοῦ
Naar wie/wat verwijst dit?
A
δύο δράκοντες
B
τῆς θαλάττης
C
τῷ Λαοκόοντι
D
τοῖς υἱοῖς

Slide 21 - Quiz

regel 24 εἷλον
Welke vorm is dit?
A
praesens
B
imperfectum
C
aoristus
D
imperativus

Slide 22 - Quiz

regel 27 αὐτῶν
Naar wie/wat verwijst dit?
A
τῶν θεῶν
B
Οἱ Τρῶες
C
τὰ τέκνα καὶ τὸν ἄνδρα
D
Οἱ Ἕλληνες

Slide 23 - Quiz

regel 28 ἐνόμιζον
Welke vorm is dit?
A
praesens
B
imperfectum
C
aoristus
D
imperativus

Slide 24 - Quiz

regel 28 φόβῳ
Waarom staat dit woord in de dativus?
A
meewerkend voorwerp
B
bij een voorz. of ww
C
bepaling waarmee
D
bepaling waardoor

Slide 25 - Quiz

regel 29 τὸν κίνδυνον
Wat hield dit concreet en precies in?

Slide 26 - Open question

EINDE
De open vragen worden nagekeken door je docent. Neem begin volgende week kennis van het commentaar van je docent!

Slide 27 - Slide