This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Customer Journey week 6 oefenvragen
Slide 1 - Slide
Wat is afnemersgedrag?
A
Gedrag van bedrijven ten opzichte van concurrenten
B
Het gedrag van klanten ten opzichte van het aanbod van ondernemingen
C
De strategie van een bedrijf om nieuwe klanten te werven
D
Het financiële beleid van een onderneming
Slide 2 - Quiz
Wat omvat consumentengedrag?
A
Hoe bedrijven hun marketingstrategie bepalen
B
Het koopgedrag van consumenten, inclusief waarom, waar en wanneer ze kopen
C
De financiële positie van de consument
D
Hoe bedrijven hun interne processen verbeteren
Slide 3 - Quiz
Wat is een Decision Making Unit (DMU)?
A
Een groep mensen die invloed heeft op een aankoopbeslissing binnen een organisatie
B
Een team dat klantenservice verleent
C
Een softwareprogramma voor klantbeheer
D
Een marketingtool voor doelgroepanalyse
Slide 4 - Quiz
Wat is marktsegmentatie?
A
De markt opdelen in kleinere, homogene groepen
B
De omzet van een product verhogen
C
Een overzicht maken van alle concurrenten
D
Een strategie om marketingbudgetten te verdelen
Slide 5 - Quiz
Customer journey map
Touchpoints
Customer experience
Visualisatie van alle klantcontactmomenten met een bedrijf.
Alle interacties die een klant heeft met een onderneming
De totale ervaring van een klant tijdens de klantreis
Slide 6 - Drag question
Wat betekent psychografie?
A
Het onderzoeken van persoonskenmerken die invloed hebben op koopgedrag
B
Het analyseren van economische trends
C
Het in kaart brengen van fysieke kenmerken van klanten
D
Het bestuderen van geografische spreiding van klanten
Slide 7 - Quiz
Wat houdt Service Excellence (SX) in?
A
Het verhogen van de verkoopcijfers
B
Het leveren van een uitstekende klantbeleving
C
Het optimaliseren van bedrijfsprocessen
D
Het ontwikkelen van een marketingstrategie
Slide 8 - Quiz
Wat is een klantprofiel?
A
Een beschrijving van alle klanten in een marktsegment
B
Een beschrijving van de kenmerken van een fictieve klant die model staat voor een doelgroep
C
Een overzicht van alle aankopen van een klant
D
Een verzameling klantgegevens in een CRM-systeem
Slide 9 - Quiz
Wat is een focusgroep?
A
Een groep mensen uit de doelgroep die discussiëren onder leiding van een gespreksleider
B
Een groep experts die de marketingstrategie bepalen
C
Een klantenservicepanel voor klachtenbehandeling
D
Een team dat marketingcampagnes test
Slide 10 - Quiz
Decision Making Unit (DMU)
Doelgroep
Customer journey
Groep personen in een organisatie die invloed heeft op een aankoopbeslissing
Marktsegment waarop een onderneming zich richt
De reis die een klant aflegt van bewustwording tot na de aankoop
Slide 11 - Drag question
Wat houdt een SWOT-analyse in?
A
Een financiële analyse van een onderneming
B
Een overzicht van de marktpositie van een bedrijf
C
Het bepalen van de beste concurrentiestrategie
D
Het analyseren van interne sterke en zwakke punten en externe kansen en bedreigingen
Slide 12 - Quiz
Wat is het verschil tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek?
A
Kwantitatief onderzoek richt zich op emoties, kwalitatief op cijfers
B
Kwantitatief onderzoek is kleinschalig, kwalitatief grootschalig
C
Kwantitatief onderzoek gebruikt meetbare data, kwalitatief onderzoekt meningen en ervaringen
D
Kwantitatief onderzoek is subjectief, kwalitatief objectief
Slide 13 - Quiz
Wat wordt bedoeld met een Business Model Canvas (BMC)?
A
Een visuele manier om de negen elementen van een businessmodel in kaart te brengen
B
Een marketingplan voor productlanceringen
C
Een strategie voor concurrentieanalyse
D
Een financieel rapport voor investeerders
Slide 14 - Quiz
Wat is een testmarkt?
A
Een veldexperiment in een beperkte markt om een nieuw product te testen
B
Een lijst met potentiële klanten
C
Een online simulatie van klantgedrag
D
Een database met marktgegevens
Slide 15 - Quiz
Marktonderzoek
Kwalitatief onderzoek
Kwantitatief onderzoek
Systematisch verzamelen en analyseren van marketinginformatie
Onderzoek zonder cijfermatige resultaten
Onderzoek waarbij cijfers geanalyseerd kunnen worden
Slide 16 - Drag question
Wat betekent merkconcurrentie?
A
Concurrentie tussen bedrijven met totaal verschillende producten
B
Concurrentie binnen een bedrijfstak
C
Concurrentie tussen afdelingen binnen één bedrijf
D
Concurrentie tussen bedrijven met hetzelfde producttype
Slide 17 - Quiz
Wat wordt bedoeld met een verdienmodel?
A
De manier waarop een bedrijf geld verdient
B
Een financieel jaaroverzicht
C
Een marketingstrategie voor omzetgroei
D
Een loyaliteitsprogramma voor klanten
Slide 18 - Quiz
Wat is een ambassadeur in marketing?
A
Een trouwe klant die positieve mond-tot-mondreclame verspreidt
B
Een merkpartner die producten verkoopt
C
Een medewerker van de klantenservice
D
Een externe adviseur
Slide 19 - Quiz
Wat is eyetracking?
A
Een techniek om te meten waar mensen op een scherm naar kijken
B
Een softwareprogramma voor marktonderzoek
C
Een online klantenbeoordelingstool
D
Een methode om klanttevredenheid te meten
Slide 20 - Quiz
Merkconcurrentie
Generieke concurrentie
Productvormconcurrentie
Concurrentie tussen bedrijven binnen dezelfde productgroep
Concurrentie binnen een hele productklasse
Concurrentie tussen verschillende vormen van een product
Slide 21 - Drag question
Merkconcurrentie
Coca-Cola en Pepsi concurreren direct met elkaar in de frisdrankmarkt.
Generieke concurrentie
Een consument heeft €10 te besteden en twijfelt tussen een bioscoopkaartje of een pizza bestellen. De bioscoop en de pizzeria concurreren op generiek niveau, omdat ze beiden strijden om dezelfde uitgave van de consument
Productvormconcurrentie
Iemand die een nieuwe auto wil kopen, twijfelt tussen een benzineauto, een elektrische auto of een hybride model. Alle drie zijn auto's, maar de productvorm verschilt, en de keuze hangt af van factoren zoals milieubewustzijn, kosten en gebruiksgemak.