3 Havo grammatica zinsdelen H1

3 havo grammatica zinsdelen
Hoofdstuk 3
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3 havo grammatica zinsdelen
Hoofdstuk 3

Slide 1 - Slide

Terugblik op vorige week
-pv
-ow
-wg / ng
- lv
-mv 
-bwb 

Slide 2 - Slide

1. Door de tegenvallende prestaties keek de coach gisteravond behoorlijk somber.
2. Waarschijnlijk is de schade aan woonhuizen na de najaarsstorm zeer ernstig.
3. De keepster van V&L werd vanmiddag met een blessure afgevoerd naar het ziekenhuis.
4. Wanneer beidt de tennisvereniging haar vrijwilligers de jaarlijkse feestavond aan in de kantine?
5. Waarom hebben je vrienden ons die nare roddels over Bertold verteld?
6. Volgens mij is die trui van Eline voor jou veel te wijd.
7. In Nederland zullen de liedjes van André Hazes altijd bekend blijven.
8. De toets van muziek bleek behoorlijk lastig te zijn.
9. Meestal zijn de films van Steven Spielberg erg spannend.
10. Livia heeft haar broertje nooit vertrouwd.

Klaar? Ga naar Nieuw Nederlands online, klik op H3, dan rechts op Trainen en maak dan de oefeningen over grammatica zinsdelen

Slide 3 - Slide

Welke zin wil je graag bespreken?

Slide 4 - Mind map

Deze zin bevat een naamwoordelijk gezegde. Hoe weet je dat?

Tom blijkt een geweldige kerstman te zijn.

Slide 5 - Open question

Wat zijn de koppelwerkwoorden?

Slide 6 - Open question

Wat moeten jullie nog meer weten op de toets?
Grammatica hoofdstuk 3: verwijswoorden

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Vraag jij even de rekening ... nog betaald moet worden?
A
die
B
dat
C
deze
D
dit

Slide 11 - Quiz

Mijn opa heeft een stoeltje gemaakt ... echt prachtig is.
A
die
B
dat
C
deze
D
dit

Slide 12 - Quiz

Karin vond een lekker recept en gebruikte ... voor haar kerstdiner.
A
die
B
dat
C
deze
D
dit

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Volgend jaar mag de bevolking ... stem uitbrengen voor een nieuw parlement.
A
zijn
B
haar

Slide 16 - Quiz

Marc laat ... brommer ieder jaar nakijken
A
zijn
B
haar

Slide 17 - Quiz

Marc laat zijn brommer ieder jaar nakijken om ... in topconditie te houden.
A
het
B
haar
C
hem
D
ze

Slide 18 - Quiz

Toen dit bedrijf winst ging maken, gaf ... een flinke bonus.
A
het
B
hij
C
zij
D
hem

Slide 19 - Quiz

Toen dit bedrijf winst ging maken, gaf het een flinke bonus aan ... werknemers.
A
haar
B
hun
C
hen
D
zijn

Slide 20 - Quiz

Omdat de bibliotheek gaat verbouwen, krijgen al ... leden een brief.
A
zijn
B
hun
C
haar

Slide 21 - Quiz

Zij, hen en hun


Zij= als het onderwerp is
hen= na een voorzetsel of als het lijdend voorwerp is
hun= als het een meewerkend voorwerp  en niet na een voorzetsel komt

Hen of hun? 
Moet je dit invullen en komt het na een voorzetsel --> ALTIJD hen              bijv.: Ik geef dit aan hen.
Ontleed dan de zin en bekijk wat de functie van hen/hun is. 
Als het een lijdend voorwerp is= hen                                                                          bijv. Ik heb hen niet gezien. 
Als het een meewerkend voorwerp is= hun                                                             bijv. Ik geef hun de brief. 

Slide 22 - Slide

Waarom heeft Mario aan ... zijn hele platencollectie cadeau gedaan?
A
zij
B
hen
C
hun

Slide 23 - Quiz

Heb je die boot van ... gekregen?
A
zij
B
hen
C
hun

Slide 24 - Quiz

De leerlingen hebben een toets gemaakt, maar ... hadden er geen zin in.
A
zij
B
hen
C
hun

Slide 25 - Quiz

Tamar helpt ... niet met wiskunde.
A
zij
B
hen
C
hun

Slide 26 - Quiz

Wij zullen ... veel cadeaus geven met de kerstdagen.
A
zij
B
hen
C
hun

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

Dat is het mooiste ... ik ooit heb gezien.
A
wat
B
dat

Slide 29 - Quiz

Zij hebben mij vroeger vaak uitgelachen, ... ik erg vervelend vond.
A
wat
B
dat

Slide 30 - Quiz

Er is niets ... je voor mij kunt doen.
A
wat
B
dat

Slide 31 - Quiz

Er is niets ... je voor mij kunt doen.
A
wat
B
dat

Slide 32 - Quiz

Het geheim ... jij mij vertelde, is niet waar!
A
wat
B
dat

Slide 33 - Quiz

Datgene ... jij mij vertelde, is niet waar.
A
wat
B
dat

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Slide

Schrijf de juiste verwijswoorden op (achter elkaar zonder komma, getallen oid.)

De jongen ... ik samen fiets, is erg aardig.
De kerk ... de ceremonie wordt gehouden.
Dat is het paard ... ik graag rijd.

Slide 36 - Open question

Pagina 92 en 93
ALLE opdrachten (dus ook de startopdracht!) maken.

Slide 37 - Slide