This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Herhaling Theorie OA
periode 1 2022-2023
Oefenvragen voor de toetsweek
Slide 1 - Slide
Waar staat de afkorting VVE voor?
A
Voortijdige Vraaggerichte Educatie
B
Voorzieningen Voor Educatie
C
Voor- en Vroegschoolse Educatie
D
Voorkoming Voortijdige Educatieachterstand
Slide 2 - Quiz
Welk van de volgende beweringen geeft de term exploratiedrang het beste weer?
A
Een kind dat de drang heeft om te presteren
B
Een kind dat op onderzoek uitgaat en zichzelf aan het ontdekken is.
C
Een kind dat de drang begint te voelen van ontlasting.
D
Een kind dat bijna explodeert, omdat het zo boos is.
Slide 3 - Quiz
Bij welk begrip horen de volgende vaardigheden: Mikado, kralen rijgen, kleuren
A
grove motoriek
B
fijne motoriek
Slide 4 - Quiz
De stoel is stout want ik heb pijn nu ik me gestoten heb aan de stoelpoot Bovenstaande is een voorbeeld van:
A
Concreet denken
B
Animistisch denken
C
Magisch denken
Slide 5 - Quiz
Ik verstop me voor de stofzuiger om niet opgezogen te worden. Bovenstaande is een voorbeeld van:
A
Concreet denken
B
Animistisch denken
C
Magisch denken
Slide 6 - Quiz
Als ik val, komt mama mij helpen.
Bovenstaande is een voorbeeld van:
A
Concreet denken
B
Animistisch denken
C
Magisch denken
Slide 7 - Quiz
Bij de geboorte weegt een baby gemiddeld:
A
2.5 kilo
B
3.5 kilo
C
10 kilo
D
1 kilo
Slide 8 - Quiz
Als de baby een jaar wordt dan weegt de baby gemiddeld
A
7.5 kilo
B
9 kilo
C
10 kilo
D
12 kilo
Slide 9 - Quiz
Als de baby een jaar wordt dan is de baby gemiddeld
A
50 cm lang
B
75 cm lang
C
100 cm lang
D
120cm lang
Slide 10 - Quiz
Een baby heeft bij geboorte een automatische reactie om dingen te grijpen met de handjes en de voetjes. Dit heet:
A
oog-hand coördinatie
B
grijpreflex
Slide 11 - Quiz
De automatische reactie van de baby om krachtig te zuigen aan alles dat in zijn mond komt heet:
A
Orale ontwikkeling
B
Slikreflex
C
Zuigreflex
D
Overlevingsdrang
Slide 12 - Quiz
Baby's leren hun spieren te beheersen volgens een vaste volgorde. Kies de juiste antwoorden (2 antwoorden)
A
Van fijn naar grof
B
van grof naar fijn
C
van veraf naar dichtbij
D
van dichtbij naar veraf
Slide 13 - Quiz
Janset leert de eigenschappen van een blokje kennen. Zij ziet, voelt en hoort deze eigenschappen en ervaart wat ze betekenen: een blokje voelt ruw en hoekig aan, een beer zacht en een bal hard. Dit is een voorbeeld van de
A
sensomotorische ontwikkeling.
B
zintuigelijke ontwikkeling
C
ontwikkeling van het ontdekkend leren
Slide 14 - Quiz
Het besef dat mensen en voorwerpen blijven bestaan, ook als ze niet zichtbaar zijn noemen we:
A
zelfbesef
B
objectpermanentie
C
ontwikkeling van het ontdekkend leren
Slide 15 - Quiz
De baby leert de dingen doordat anderen ze, al of niet bewust, voordoen is een voorbeeld van:
A
ervaringsleren
B
herhalingsleren
C
imiterend leren
D
bewustwordingsleren
Slide 16 - Quiz
De baby leert de dingen door ze eindeloos te oefenen is een voorbeeld van:
A
ervaringsleren
B
herhalingsleren
C
imiterend leren
D
bewustwordingsleren
Slide 17 - Quiz
De baby leert de dingen door ze zelf te doen is een voorbeeld van:
A
ervaringsleren
B
herhalingsleren
C
imiterend leren
D
bewustwordingsleren
Slide 18 - Quiz
Slaap is erg belangrijk voor een goede groei van de baby. Wat is waar? 2 antwoorden aanklikken
A
Slapen is belangrijk voor een goede hersenontwikkeling
B
Een baby slaapt vaak lange periodes achter elkaar
C
Gemiddeld slaapt een pasgeboren baby 16 uur per dag.
D
Baby's slapen vanaf de geboorte de nachten door
Slide 19 - Quiz
Een baby leert vanuit reflexen en zintuigen. Voorbeelden van zintuigen:
A
ruiken, slikken , voelen, horen
B
zien, slikken , voelen, horen
C
proeven, slikken , voelen, horen
D
proeven, ruiken, voelen, horen
Slide 20 - Quiz
"Een baby voelt zich lichamelijk prettig wanneer hij kan zuigen". Is een voorbeeld van
A
orale behoefte
B
zuigreflex
C
ontdekkend leren
D
exploratiedrang
Slide 21 - Quiz
Het hechtingsproces is de periode waarin een belangrijke, gevoelsmatige band tussen kind en een of meer vertrouwde opvoeders ontstaat. Wat is er belangrijk tijdens het hechtingsproces? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
A
Er zijn maar enkele mensen die het kind opvoeden en verzorgen
B
Het kind is bang voor de vertrouwde opvoeder.
C
Opvoeders moeten voorspelbaar reageren
D
Er moet sprake zijn van responsief gedrag bij de vaste ouders/opvoeders
Slide 22 - Quiz
De ontwikkeling van een peuter is vooral gericht op:
A
fijne motoriek
B
grove motoriek
C
fijne en grove motoriek
Slide 23 - Quiz
Rond de leeftijd van .... maanden kunnen de meeste kinderen los lopen.
A
10 maanden
B
12 maanden
C
18 maanden
D
24 maanden
Slide 24 - Quiz
De meeste kinderen zijn er aan toe om zindelijk te worden als ze:
A
2.5 jaar oud zijn
B
3.5 jaar oud zijn
C
4 jaar oud zijn
Slide 25 - Quiz
Binnen de peuterfase is er sprake van egocentrisme Wat betekent egocentrisme?
A
Het onvermogen zich in anderen te verplaatsen en in te leven.
B
De peuter denkt alleen aan zichzelf en kiest voor zijn eigen belang.
C
Het betekent hetzelfde als egoïsme.
Slide 26 - Quiz
Stelling: Een baby komt ter wereld zonder normbesef Is deze stelling juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 27 - Quiz
Er zijn verschillende tips ten aanzien van koppig gedrag bij peuters. Welke tips zijn juist? (2 antwoorden)
A
Blijf rustig en kalm en toon begrip
B
Bestraf het koppige gedrag
C
Vermijd machtsstrijd
D
Leid de peuter nooit af
Slide 28 - Quiz
Stelling: een veilig gehechte peuter durft zijn ouders boos te maken omdat hij weet dat ze altijd van hem zullen blijven houden. Is deze stelling juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 29 - Quiz
Tijdens de seksuele ontwikkeling leert de peuter zijn of haar lichaam kennen en benoemt alle lichaamsdelen. Er is nog geen sprake van schaamte. Een voorbeeld hiervan is dat een peuter geen moeite heeft om in het midden van anderen zijn of haar kleding uit te trekken. Wat moet je in zulke situatie niet tegen de peuter zeggen of doen?
A
Opmerkingen maken zoals ‘dat hoort niet, schaam je’
B
De peuter hiervoor niet te straffen anders verliest een kind zijn of haar spontaniteit en openheid
Slide 30 - Quiz
Drie processen dragen bij aan vooruitgang in de ontwikkeling: groeiproces, leerproces en rijpingsproces. De lichamelijke groei die het gevolg is van celdeling noem je ook wel:
A
groeiproces
B
rijpingsproces
C
leerproces
Slide 31 - Quiz
Drie processen dragen bij aan vooruitgang in de ontwikkeling: groeiproces, leerproces en rijpingsproces. Het verwerven van theoretische, praktische en sociaal-emotionele kennis en vaardigheden noem je ook wel:
A
groeiproces
B
rijpingsproces
C
leerproces
Slide 32 - Quiz
Drie processen dragen bij aan vooruitgang in de ontwikkeling: groeiproces, leerproces en rijpingsproces. Het 'ergens aan toe zijn', je bent eraan toe om wel of niet iets te leren noem je ook wel:
A
groeiproces
B
rijpingsproces
C
leerproces
Slide 33 - Quiz
taalontwikkeling
ontwikkeling van empathie
ontwikkeling van het zelfbeeld
ontwikkeling van waardering voor het eigen lichaam
cognitief aspect
sociaal aspect
seksueel aspect
persoonlijkheidsaspect
Slide 34 - Drag question
kleuter
adolescent
Schoolkind
Baby
Peuter
puber
1
2
3
4
5
6
Slide 35 - Drag question
Kind is een 'Onbeschreven blad' betekent in de geschiedenis van de ontwikkelingspsychologie:
A
Kinderen kun je alles leren door middel van straffen en belonen
B
de ontwikkeling gaat vanzelf
Slide 36 - Quiz
Vorming van eigen identiteit, ontwikkeling van de eigen wil, de eigen opvattingen en de ontwikkeling van het zelfbeeld is het voorbeeld van de:
A
Sociale ontwikkeling
B
Lichamelijke ontwikkeling
C
Persoonlijkheidsontwikkeling
Slide 37 - Quiz
Verstandelijke ontwikkeling, taalontwikkeling, ontwikkeling van denken en geheugen is het voorbeeld van de:
A
Cognitieve ontwikkeling
B
Lichamelijke ontwikkeling
C
Persoonlijkheidsontwikkeling
Slide 38 - Quiz
Ontwikkeling van gevoelens van (basis)vertrouwen en veiligheid is het voorbeeld van de: