Bloed & de Bloedsomloop (Thema 3)

Thema 3: de BLOEDSOMLOOP, Bs. 1, 2

Doelen Vandaag:

1. Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies (Bs. 1)

2. Je kunt drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies (Bs. 2).
3. Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen (Bs. 2).
4. Je kunt de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies (Bs. 2)


1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Thema 3: de BLOEDSOMLOOP, Bs. 1, 2

Doelen Vandaag:

1. Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies (Bs. 1)

2. Je kunt drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies (Bs. 2).
3. Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen (Bs. 2).
4. Je kunt de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies (Bs. 2)


Slide 1 - Slide

Basisstof 3.1: Bloed

Slide 2 - Slide

Welk deel van je bloed breng zuurstof overal naartoe?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplaatjes

Slide 3 - Quiz

Wat in je bloed maakt virussen kapot?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplaatjes

Slide 4 - Quiz

Wist je dat:
Een volwassen persoon 5 tot 6 liter bloed in zijn lichaam heeft.


Slide 5 - Slide

Functie van bloed:
De functie van bloed is transport van alles wat nodig is om het lichaam te laten functioneren.


Slide 6 - Slide

Functie van bloed:
De functie van bloed is transport van alles wat nodig is om het lichaam te laten functioneren.
Dus ook wat afgevoerd moet worden:


Slide 7 - Slide

Samenstelling bloed
Bloed bestaat voor 55% uit de vloeistof bloedplasma

Voor de rest (45%) bestaat bloed uit
  • rode bloedcellen, 
  • witte bloedcellen
  • en bloedplaatjes.

Zie afbeelding.

Slide 8 - Slide

Rode bloedcellen
Vorm: ronde, kleine schijfjes en geen celkern
Functie: vervoeren van vooral zuurstof
- bevatten het eiwit hemoglobine dat een rode kleur heeft
- hemoglobine kan zuurstof opnemen (in longen) en afgeven (in organen)
 

Slide 9 - Slide

Witte bloedcellen
Vorm: geen vaste vorm en wel een celkern
- door die niet vaste vorm kunnen ze gemakkelijk door openingen van de kleinste bloedvaten heen

Functie: maken ziekteverwekkers 
onschadelijk
- één type witte bloedcel neemt een ziekteverwekker op en maakt deze kapot 
- de witte bloedcel gaat hierbij ook 
meestal dood

Slide 10 - Slide

Bloedplaatjes
Vorm: zijn geen cellen, maar delen van uiteengevallen cellen. Ze hebben geen celkern. 
Functie: bloedstolling. Ze bevatten stoffen die ervoor zorgen dat het bloed stolt als het buiten de bloedvaten komt.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

 Basisstof 3.1: De Bloedsomloop

Slide 13 - Slide

De bloedsomloop
  • bloedvatenstelsel
  • kleine bloedsomloop
  • grote bloedsomloop
  • dubbele bloedsomloop

Slide 14 - Slide

Dubbele (kleine + grote) bloedsomloop
Kleine bloedsomloop: 
- functie: opnemen van zuurstof 
en afgeven van koolstofdioxide. 

Gaat van hart --> naar longen --> 
naar hart


Slide 15 - Slide

Grote bloedsomloop
Functie: brengen zuurstof en voedingsstoffen naar rest van het lichaam en afvoeren van afvalstoffen. 

Gaat van hart naar --> rest van lichaam naar --> hart

Slide 16 - Slide

Drie typen bloedvaten

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Je ziet hier longblaasjes met bloedvaten. Welk type bloedvaten zijn dit?
A
slagaders
B
aders
C
haarvaten

Slide 19 - Quiz

De bloedsomloop bij de mens is een dubbele bloedsomloop.
Waarom noemen we het een 'dubbele bloedsomloop'?
A
Tijdens één complete rondgang door het lichaam stroomt het bloed twee keer door het hart.
B
Tijdens één complete rondgang door het lichaam stroomt het bloed twee keer langs de longen.
C
Tijdens één complete rondgang door het lichaam stroomt het bloed twee keer langs de tenen.

Slide 20 - Quiz

Welk bloedvat of welke bloedvaten heeft of hebben kleppen?
A
Slagaders
B
Aders
C
Haarvaten

Slide 21 - Quiz

Welk bloedvat of bloedvaten bevat zuurstofarm bloed?
A
Longader
B
Longader en aorta
C
Aorta
D
Longslagader en holle ader

Slide 22 - Quiz

Bs. 1 - aan de slag:
klascode: 640015
Lezen: lezen blz 158 t/m 164, maken opdr: 5 t/m 8

Klaar=zelfstandig nakijken

Kan je de bestanddelen van bloed noemen? 



timer
10:00

Slide 23 - Slide

Bs. 2 - aan de slag:
Lezen: lezen blz 166 t/m 170, maken opdr: 1, 2, 5, 8, 10 

Klaar=zelfstandig nakijken

Weet je hoe de (dubbele) bloedsomloop werkt? 



timer
10:00

Slide 24 - Slide