De vertering van vetten vindt vooral plaats in de ...
A
Maag
B
12-vingerige darm
C
Dunne darm
D
Dikke darm
1 / 42
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5
This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
De vertering van vetten vindt vooral plaats in de ...
A
Maag
B
12-vingerige darm
C
Dunne darm
D
Dikke darm
Slide 1 - Quiz
Als ik een vetmolecuul volledig verteer, hoeveel moleculen hou ik dan over?
A
1
B
2
C
4
D
meer dan 4
Slide 2 - Quiz
10.4 Vetvertering
Eigenschappen van vetten:
Hydrofiele glycerol ruggengraad
Hydrofobe vetzuurstaarten
Vetten vormen micellen
Koppen aan de buitenkant,
vetzuren aan de binnenkant.
Glycerol - Vetzuurstaarten
Slide 3 - Slide
vanuit de lever
Slide 4 - Slide
Vetvertering
Gal (galzure zouten) zorgt er voor dat de micellen veel kleiner worden: emulsie.
Lipase kan nu beter bij de verschillende vetmuleculen.
Emulgeren is niet verteren!!!
Slide 5 - Slide
Vetvertering
Lipase knipt triglyceriden (Glycerol met drie vetzuurstaarten) tot diglyceriden en een los vetzuur , daarna tot een monoglyceride en nog een los vetzuur en tenslotte tot een glycerol en nog een los vetzuur.
Zie BINAS 82G
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Gal
Er zit nog een stof in gal: bilirubine.
Deze stof wordt in de lever gemaakt bij het afbreken van hemoglobine.
Bilirubine wordt door darmbacterien verteerd en daardoor ontstaat stof met een bruine kleur.
Vandaar....
Slide 8 - Slide
Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 10.5 Opname van voedingsstoffen
Je leert hoe je vanuit je darmen voedingsstoffen opneemt
Slide 9 - Slide
Wat is de functie van darmplooien en darmvlokken?
A
Het oppervlak vergroten, zodat er meer voedingsstoffen in het bloed komen
B
Het voedsel door de darm bewegen richting de endeldarm
C
Het oppervlak vergroten, zodat er meer enzymen gemaakt kunnen worden
D
Bescherming bieden voor de bacteriën die in de darm leven
Slide 10 - Quiz
Paragraaf 1 Dierenwelzijn
https://nl.wikipedia.org/wiki/Dunne_darm
Slide 11 - Slide
darmvlok
microvilli
lymfevat
adertje
Slide 12 - Drag question
Slide 13 - Slide
Resportie
De opname van stoffen uit de darminhoud door de darmcellen heet resorptie.
Voor resorptie moeten stoffen het celmembraan van de cel passeren. Van de darminhoud naar de darmcel en aan de andere kant van de darmcel naar de weefselvloeistof.
Bloedvaten en lymfevaten nemen de stoffen op uit de weefselvloeistof.
Slide 14 - Slide
Resportie
Stoffen moeten door de darmcel heen om bij een bloedvat te kunnen komen.
Slide 15 - Slide
Tight Junctions
Om te voorkomen dat bijvoorbeeld bacteriën/ virussen tussen de darmcellen door het lichaam in komen zitten de darmcellen aan elkaar mbt tight junctions (een soort nietjes).
Slide 16 - Slide
Vraag
Waar zouden nog meer tight junctions zitten?
Denk aan H9 (hart en bloedvaten)
Slide 17 - Slide
Typen bloedvaten - bouw
Haarvaten: alleen endotheel en basaal membraan.
Type 1: glad endotheel met tight-junctions.
Slide 18 - Slide
Resportie
Transporteiwitten zijn betrokken bij resorptie,
wat valt hier op?
Slide 19 - Slide
Resportie darmcel
Aan de andere kant gaan glucose/ aminozuren door een ander transporteiwit (passief transport).
Uniport.
Slide 20 - Slide
Resportie
Om de concentratie Na+ in de darmcellen laag te houden liggen er aan deze kant ook Na+/K+ pompen.
Die pompen 2 K+ naar binnen en 3 Na+ naar buiten. Dit kost energie! Actief transport.
Antiport.
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Resportie
Er zijn ook transporteiwitten die vitamines opnemen.
Water gaat de darmcellen in als gevolg van osmose.
Water wordt ook weer afgegeven aan de weefselvloeistof en daarna aan het bloed.
Slide 23 - Slide
De lever
Via de poortader bereiken alle opgenomen voedingsstoffen de lever.
De lever controleert de hoeveelheid en stelt bijvoorbeeld de bloedsuikerspiegel bij door glucose op te nemen en om te zetten naar glycogeen of andersom.
Slide 24 - Slide
Resportie
Door de eigenschappen van vetten gaat de resorptie van vetten anders dan voor wateroplosbare stoffen.
Slide 25 - Slide
Snap je de uitleg tot nu toe?
😒🙁😐🙂😃
Slide 26 - Poll
MAG=
monoglyceride
Losse vetzuren diffunderen de cel in.
Monoglyceriden gebruiken een transporteiwit.
Slide 27 - Slide
MAG=
monoglyceride
TAG=
triglyceride
Korte en middellange losse vetzuren (≤ 12 c atomen) diffunderen de cel uit en komen in de bloedsomloop (4).
Lymfevat
Slide 28 - Slide
MAG=
monoglyceride
TAG=
triglyceride
Lange vetzuren en monoglyceride worden door de cel weer tot triglyceriden gevormd (1).
Lymfevat
Slide 29 - Slide
MAG=
monoglyceride
TAG=
triglyceride
De triglyceride worden een vetdruppel en worden door het golgisysteem omgeven door een membraan (fosfolipiden en eiwitten). Dit heet een chylomicron (2).
Lymfevat
Slide 30 - Slide
MAG=
monoglyceride
TAG=
triglyceride
Het chylomicron verlaat de cel via exocytose en gaat een lymfevat in (3).
Lymfevat
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Slide
Transport vetachtige stoffen
De chylomicronen gaan via de lymfevaten bij de sleutelbeenader de bloedsomloop in.
Onderweg worden vetzuren afgegeven aan organen en spieren.
Uiteindelijk bereiken alle opgenomen vetachtige stoffen de lever.
Slide 33 - Slide
De lever
De lever maakt verschillende soorten blaasjes (vergelijkbaar met de chylomirconen) om vetachtige stoffen naar andere lichaamsdelen te sturen.
LDL en HDL
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Video
LDL/ HDL
Je bloed bevat twee typen blaasjes:
HDL: High density lipoproteïnes (relatief veel eiwitten in het blaasje): nemen overtollig cholesterol op en vervoeren deze naar de lever.
LDL: Low density lipoproteïnes (relatief weinig eiwitten in het blaasje): geven cholesterol af aan de omgeving, ook in bloedvaten.
Slide 36 - Slide
invloed voeding op bloedvaten
In beschadigingen in de bloedvatwand hoopt zich cholesterol op en het 'verkalkt': de bloedvaten worden stijver en de doorstroomopening wordt kleiner. SLAGADERVERKALKING of ATHEROSCLEROSE
Slide 37 - Slide
invloed voeding op bloedvaten
De slagaderwand scheurt als gevolg van de verdikking en er ontstaat een stolsel. Dit kan het bloedvat helemaal afsluiten.
Het stolsel kan losraken en elders een bloedvat afsluiten (vaak een haarvat): embolie.
Een embolie kan een infarct veroorzaken (afsterven van weefsel).
Slide 38 - Slide
Waar zal een stolsel in een beenader waarschijnlijk een embolie veroorzaken?