les 26/1: komma

Na deze week

- ken je het verschil tussen de persoonsvorm en het voltooid deelwoord
- weet je hoe je komma's moet gebruiken
- kun je zelfstandig naamwoorden in het meervoud spellen
1 / 5
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 5 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Na deze week

- ken je het verschil tussen de persoonsvorm en het voltooid deelwoord
- weet je hoe je komma's moet gebruiken
- kun je zelfstandig naamwoorden in het meervoud spellen

Slide 1 - Slide

Komma's
  • Tussen twee gezegdes in een samengestelde zin
Terwijl hij naar huis loopt, praat hij tegen zijn vriendin
  • In een opsomming
Ik heb een nieuwe broek, schoenen, jas en tas gekocht
  • Tussen twee bijvoeglijk naamwoorden
Er wordt een groot, wit huis gebouwd bij ons in de straat
  • Bij woorden als toch, ja, hoor en oké
Ik bel je later terug, oké
  • Voor een voegwoord
Hij gaat eerder naar huis, zodat hij niet te laat komt.

Slide 2 - Slide

Hoofd- en bijzinnen
Tussen hoofd- en bijzinnen staat altijd een komma!

  • Op zijn eerste stagedag gaat hij extra vroeg van huis, zodat hij op tijd is. 
  • Omdat ik geen zin heb in voetbaltraining, doe ik net alsof ik last heb van mijn enkel.

Slide 3 - Slide

Maken

  • Spelling hoofdstuk 2
Blz. 164 en 165
opdracht 5, 6, 7

Slide 4 - Slide

Weektaak

Spelling hoofdstuk 2
blz. 161 t/m 167
Opdracht 3, 5, 6, 7, 9, 10

Slide 5 - Slide