werkwoord Werden deel 1

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 2

Het werkwoord werden

ich

du

er, sie, es

wir

ihr

sie, Sie

e

st

t

en

t

en

werden -> uitzondering

werd

werd

werd

werd

werd

werd

wirst

wird

du en er zijn onregelmatig. De rest van het werkwoord is regelmatig!

Let op de exta 'e'.

e

e

e

Werden

Kies de juiste vervoeging van het werkwoord 'werden'

Het werkwoord werden

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

werde

wirst

wird

werden

werdet

werden

Peter und Paul, ihr ........ noch von mir hören!

1. werdt
2. wirdet
3. werdet
4. werden

Paul, wann ...... du nach Hause fahren?

1. werdst
2. werdest
3. wirst
4. wirdst

Heinz und Hermann ...... morgen kommen.

1. werden
2. wirden
3. wurden
4. werdet

Ich ....... das schaffen.

1. werd
2. werde
3. wird
4. wirde

Voltooid deelwoord: "werden".
Ich ...

1. bin geworden
2. bin gewerden
3. bin gewurden
4. habe gewerden

Voltooid deelwoord "werden".
Mein Onkel ....... 60 Jahre alt .......

1. bin geworden
2. hat gewerden
3. ist geworden
4. hat geworden

Vertaal het werkwoord dat tussen "aanhalingstekens" staat:

Du ''wirst'' bestimmt viel Spaß haben!

1. wordt
2. zult

Vertaal het werkwoord dat tussen "aanhalingstekens" staat:

Wir ''werden'' morgen nach Deutschland fahren.

1. worden
2. zullen

Vertaal het werkwoord dat tussen "aanhalingstekens" staat:

Meine Schwester "wird" morgen fünfzehn Jahre alt.

1. wordt
2. zal

Vul de goede vorm van 'werden' in:
___ ihr morgen online Unterricht haben?

Vul de goede vorm van 'werden' in:
Du ___ sicher ein guter Arzt später.

Vul de goede vorm van 'werden' in:
Klaus ___ größer als seine Schwester.

• Morgen ga ik je bellen. (van plan zijn -> werden)
• Morgen ga ik naar oma. (naartoe -> gehen)
• Gaan we nog afspreken? (zullen -> werden)
• Gaan we nog? (naartoe -> gehen)

gaan: werden of gehen?

werden: zullen, gaan ..., van plan zijn

gehen: ergens naartoe

uitleg

Vertaal het werkwoord tussen haakjes:
"Wirst'' du zur Schule gebracht?

Vertaal het werkwoord tussen haakjes:
Ich ''werde'' meinem Vater helfen.

Vertaal het werkwoord tussen haakjes:
Maria "wird" berühmt.

Vertaal het werkwoord tussen haakjes:
Mein Opa und Oma "werden" für immer zusammenbleiben.

Wat vind je aan dit onderdeel nog lastig?

werden -> betekenis (1)

worden

• Morgen werde ich 16.
• Ich will später Lehrerin werden.
• Mein nächstes Fahrrad wird blau.
• Ich werde verrückt!

uitleg

werden -> betekenis (2)

zullen, gaan ..., van plan zijn

• Das werde ich nicht machen. 
• Wir werden dich morgen besuchen. 
• Thomas wird seine Hausaufgaben machen. 
• Werdet ihr das Buch noch lesen?

uitleg

En nu jij!

Je krijgt 8 vragen:

• 4x multiple choice
• 4x open

Kan jij werden al correct vervoegen?

uitleg

Samenvatting

uitzondering:  werden

werden:                                          

ich

du

er, sie, es

wir

ihr

sie, Sie

werde

wirst

wird

werden

werdet

werden

werden heeft 2 betekenissen:

1. worden
2. zullen/van plan zijn/gaan ...

Vertalen van gaan:

• werden = van plan zijn, zullen
• gehen = ergens naartoe

uitleg

• Morgen ga ik je bellen. (van plan zijn -> werden)
• Morgen ga ik naar oma. (naartoe -> gehen)
• Gaan we nog afspreken? (zullen -> werden)
• Gaan we nog? (naartoe -> gehen)

gaan: werden of gehen?

werden: zullen, gaan ..., van plan zijn

gehen: ergens naartoe

uitleg