Je weet en kunt toepassen wat de functie is van vetten, koolhydraten, eiwitten, mineralen en vitamines in voedsel.
oefenen op biologie pagina havo 4 hfstk 6
6.2 oefenen verteringsstelsel
oefenen functies voedingsstoffen
Slide 3 - Slide
zoogdieren en vogels
warmbloedig, vacht, veren
Vogels en zoogdieren moeten continu op temperatuur blijven
Je kunt het verband tussen oppervlakte en inhoud uitleggen en toepassen wat de gevolgen zijn voor stofwisseling (verbranding) en op temperatuur blijven.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
stofwisseling per kg lichaamsgewicht per uur
Slide 6 - Slide
Moedermelk, borstvoeding
Volledige voeding Antistoffen
Ontwikkeling darmflora in de dikke darm
Darmflora: dikke darm bacteriën, die bijdragen aan de vertering.
Je weet wat de functie is van antistoffen in moedermelk.
Je weet en kunt uitleggen wat wordt bedoeld met darmflora en wat de functie is van darmflora.
Je kunt uitleggen en toepassen wat wordt bedoeld met welvaartziekten en gebreksziekten en je kunt voorbeelden noemen. (BINAS 82A)
Slide 9 - Slide
fotosynthese
Wat is voortgezette assimilatie?
Welke stoffen ontstaan er bij voortgezette assimilatie?
Welke stof toon je aan met jodium?
Slide 10 - Slide
additieven = E-nummers
Binas tabel 82B E300 (82 A Vitamine C) Stoffen in voedsel met een bepaalde functie. conserveermiddel, kleurstof, geurstof, stabilisator, emulgator
ADI-waarde = aanvaardbare dagelijkse inname
Je kent het begrip ADI (BINAS tabel 95A) en je kunt dit toepassen. Je kent het begrip Additief (BINAS 95B) (ook de soorten additieven) en je kunt dit toepassen.
Slide 11 - Slide
Oefenen! Binas 82 c
verteringsstelsel
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
verteren
voedingsstoffen
macromoleculen = koolhydraten, eiwitten, vetten
-worden afgebroken (verteerd) en opgenomen enzymen
Slide 14 - Slide
LEERDOELEN
Je weet dat alle enzymen eiwitten zijn. Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met denaturatie van eiwitten (en dus ook enzymen) Je kunt beschrijven waar en op welke wijze enzymen reacties katalyseren, en hoe temperatuur en pH die processen beïnvloeden. Je kunt uitleggen en toepassen wat wordt bedoeld met een pH- en temperatuur optimum, minimum en maximum Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met het begrip substraat. Je weet en kunt toepassen dat een enzym specifiek is. (maar 1 soort reactie kan versnellen) Je weet en kunt toepassen dat een enzym zelf na de reactie onveranderd “over” is.
Slide 15 - Slide
Je kunt de bouw en functie (waar welke verteringssappen) beschrijven van (BINAS 82C)
Slide 16 - Slide
6.3 Enzymen
Enzymen zijn reactieversnellers (biokatalysator) Het zijn eiwitten. Ze worden niet verbruikt. Ze zijn specifiek (maar 1 substraat) Ze hebben een optimum temperatuur. Ze hebben een optimum pH waarde. Hun naam eindigt op -ase
Slide 17 - Slide
www.bioplek.org
Slide 18 - Link
Alle enzymen zijn eiwitten
Denatureren bij een bepaalde temperatuur.
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
optimum kromme pH
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Binas 82 E,F en G
bestuderen biologiepagina H6.3 informatie 6.3 Vertering van zetmeel 6.3 vertering van eiwitten 6.3 vertering van vetten
Enzym substraat
Waar? Welke rol spelen galblaas en alvleesklier? Waar naar toe getransporteerd?
Slide 24 - Slide
§6.4 Transport door de darm, opname van stoffen
uitleg
opgaven maken
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
peristaltische beweging
Slide 27 - Slide
Tekst
Slide 28 - Slide
Dunne darmcellen
- nemen voedingsstoffen op uit de voedselbrei/darminhoud
- geven verteringsenzymen af aan de voedselbrei/darminhoud
-enzymen voor
vet- koolhydraat- en eiwitvertering
Slide 29 - Slide
bloedvaten en lymfevat
Slide 30 - Slide
LET OP
koolhydraten (glucose) en aminozuren worden door bloedvaten afgevoerd naar de lever (poortader)
Vetzuren worden door delymfevaten afgevoerd
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Slide
lever
Slide 33 - Slide
functies
opslag glycogeen
omzetten van aminozuren
afbraak overtollige aminozuren -> ureum
productie van bepaalde bloedeiwitten (stolling) productie cholesterol en fosfolipiden afbraak van hemoglobine -> bilirubine opslag van Fe-ionen productie van gal afbraak van gifstoffen
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Video
Je weet en kunt toepassen op welke manier bloed van en naar de lever stroomt. (BINAS 84A)
Je kunt de leverslagader, leverader en poortader benoemen in beschrijving of afbeelding.
Slide 36 - Slide
Slide 37 - Slide
Het antwoord van de vorige dia is C !
verklaring: bloedvat 1 is de poortader suikers zijn net verteerd, en gaan via de poortader naar de lever.
Ureum wordt gevormd in de lever, en moet afgevoerd worden, dus leverader.
Slide 38 - Slide
voedingsstoffen
glucose opslaan als glyocogeen glycogeen afbreken -> glucose
Slide 39 - Slide
Je kunt met BINAS 82 D beschrijven op welke manier de lever is opgebouwd uit leverlobjes
Slide 40 - Slide
Je weet dat bilirubine een afvalstof is van hemoglobine en hoe het wordt afgevoerd.
Je kunt verklaren hoe geelzucht ontstaat.
Slide 41 - Slide
galproductie, galblaas
galzure zouten (emulgator) afbraak van hemoglobine -> bilirubine (geel) opslag van Fe - zouten
Slide 42 - Slide
aminozuren aangevoerd door de poortader
omzetten van aminozuren (niet-essentieel)
afbraak van overtollige aminozuren ( -> ureum )
vorming van bloedeiwitten
Je weet waar in het lichaam ureum wordt gevormd, waar het een afvalproduct van is en waar het uit het lichaam wordt uitgescheiden.
Slide 43 - Slide
Slide 44 - Slide
1= letter Q en opgeslagen in R
2 = C (vetten)
Slide 45 - Slide
vetzuren:
zijn de bouwstenen voor cholesterol productie in de lever
cholesterol nodig voor bouw van celmembranen
De lever kan (niet-essentiële vetzuren) ombouwen in ander vetzuren. ( vandaar dat ze niet-essentieel worden genoemd)
De essentiële vetzuren moet je uit de voeding halen!
Slide 46 - Slide
zelf aan het werk
1: Biologiepagina oefenen oefening 6.5 bouw van de lever 2: boek 6.5 doorlezen, opgaven maken en nakijken
3: Biologiepagina oefenen oefentoets 6.5 lever Toepassen melk