Werkwoorden lange klank

• Nederlands
• ISK

Werkwoorden lange klank

Wonen
Hier hoor je een ______ klank.

1. korte
2. lange
3. twee

Spelen
Hier hoor je een _____ klank.

1. korte
2. lange
3. twee

Pakken
Hier hoor je een _____ klank.

1. korte
2. lange
3. twee

Ruiken
Hier hoor je een _____ klank.

1. korte
2. lange
3. twee

Spellen
Hier hoor je een _____ klank.

1. korte
2. lange
3. twee

Eisen
Hier hoor je een ______ klank.

1. korte
2. lange
3. twee

Schrijven
Hier hoor je een _______ klank.

1. korte
2. lange
3. twee

Lezen
Hier hoor je een ______ klank.

1. korte
2. lange
3. twee

De stam van spreken is _______

1. sprek
2. spreek
3. sprekk
4. sspreek

Het hele werkwoord is wonen. Wat is de stam?

De stam 

De stam is het hele werkwoord -en.
Bij een lange klank, plak je er dus nog een klinker aan vast. De stam van wonen is won, maar de ik-vorm is woon.

Wat is de ik-vorm van wonen?

1. ik won
2. ik woon
3. ik wonnen
4. ik wonen

Hij _______ in Nederland.

Jullie ______ in Tilburg.

Ansaer ______ in Tilburg.

Mohamad en Yemen _______ in Brabant.

Het hele werkwoord is spreken. Wat is de stam?

Wat is de ik-vorm van spreken?

1. ik spreken
2. ik spreeken
3. ik spreek
4. ik sprek

Ik _______ Nederlands.

Armando _______ Roemeens.

De leerlingen ________ goed Nederlands.

De docenten _______ Nederlands.

Het hele werkwoord is maken. Wat is de stam?

Wat is de ik-vorm van maken?

1. ik mak
2. ik maken
3. ik maak
4. ik maaken

Ik ______ de opdracht.

Wij ______ een appeltaart.

De leerlingen ______ een pizza.

Zij ______ haar huiswerk.

Het hele werkwoord is leren. Wat is de stam?

Wat is de ik-vorm van leren?

1. ik leer
2. ik leren
3. ik ler
4. ik lerren

Ik ______ voor mijn toets.

Hij _______ voor zijn examen.

Wij ______ Nederlands.

De docent ______ Grieks.

Werkwoorden met een lange klank