Im Supermarkt - Periode 3.

Im Supermarkt!
1 / 41
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1,2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Im Supermarkt!

Slide 1 - Slide

Programm
  • Wortschatz & Aussprache
  • Audio: Angebote im Supermarkt 
  • Audio: Einkaufen im Supermarkt 
  • Wordwall
  • Christina Stürmer - Supermarkt 
__________________________________________________________________
Fertig? Test jezelf, woordtrainer, WRTS und so weiter ..

Slide 2 - Slide

Welches Wort passt?

Wähle. Benutze die Lernbox von Lektion 5 Kapitel 3.

Schritt 1: Übersetze den Satz ins Niederländische.
Schritt 2: Welches Wort passt? (werkwoord, lidwoord, zelfstandig naamwoord..?) Benutze die Lernbox.
Schritt 3: Wähle die deutsche Übersetzung.

Slide 3 - Slide

Übersetze...
Habt bitte noch ein bisschen Geduld! 
Das Essen ist in zehn Minuten ...!
timer
0:20

Slide 4 - Slide

Habt bitte noch ein bisschen Geduld! Das Essen ist in zehn Minuten ...!
A
Zeitung
B
Alltag
C
fertig
D
komisch

Slide 5 - Quiz

Übersetze...
Du kannst die ... auch online lesen.
timer
0:20

Slide 6 - Slide

Du kannst die ... auch online lesen.
A
Zeitung
B
Alltag
C
fertig
D
komisch

Slide 7 - Quiz

Übersetze...
Welche Zutaten ... noch? – Butter und Milch.
timer
0:20

Slide 8 - Slide

Welche Zutaten ... noch? – Butter und Milch.

A
bedeuten
B
fehlen
C
Grund
D
je ... desto ...

Slide 9 - Quiz

Wiener Schnitzel

Slide 10 - Slide

Angebote im Supermarkt
K3 Lektion 5 Aufgabe 3
Höre dir das Fragment Angebote im Supermarkt an. 
Beantworte die Fragen. 

timer
2:00

Slide 11 - Slide

Einkaufen im Supermarkt
K3 Lektion 5 Aufgabe 4 + 5
Höre dir das Fragment Einkaufen im Supermarkt an und beantworte die Fragen. 

timer
5:00

Slide 12 - Slide

Zeit für Wordwall!
Minder dan 6 punten?

Maak dan de quiz nog een keer!
timer
5:00

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Slide 15 - Video


Hoe vond je 
deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Hausaufgaben:
Nächstes Mal:  
  • Lerne Redemittelsätze Kap 4. It's-learning.




Slide 17 - Slide

Im Supermarkt

Slide 18 - Slide

Programm
  • Zinsontleding
  • De uitgangen (H)
  • Woordjes leren via Quizlet
__________________________________________________________________
Fertig? Test jezelf, woordtrainer, WRTS und so weiter ..

Slide 19 - Slide

Meewerkend vw
Lijdend vw
Onderwerp
1e naamval
3e naamval
4e naamval

Slide 20 - Drag question

1e, 4e en 3e naamval

Slide 21 - Slide

Theorie

1e naamval: onderwerp (hij)

> wie/wat + gezegde


4e naamval: lijdend voorwerp (hem)

> wat + gezegde + onderwerp


3e naamval: meewerkend voorwerp (aan hem?)

> aan wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp

Slide 22 - Slide

Hoe begin je als je een zin moet ontleden?
Welke stappen volg je als je een zin gaat ontleden?
1. Eerst alle werkwoorden in de zin zoeken. Dit is het gezegde

2. Je vraagt WIE of WAT + de werkwoorden: het antwoord hierop is het ONDERWERP

3. Je vraagt dan WIE of WAT + de werkwoorden + Onderwerp: het antwoord hierop is  het LIJDEND VOORWERP

4. Blijft er nog een zinsdeel over, dan is dat het MEEWERKEND VOORWERP. Controleer dit door 'aan' of 'voor' voor het zinsdeel te zetten

Slide 23 - Slide


Im Winter hat mein Onkel einen Iglu gebaut.
1/3
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 24 - Quiz


Im Winter hat mein Onkel einen Iglu gebaut.
2/3
uitleg/antwoord
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 25 - Quiz


Meiner Oma hast du die Geschichte nicht erzählt!
3/3
uitleg/antwoord
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 26 - Quiz

Je weet hoe je de naamvallen kunt vinden.

De volgende stap zijn de uitgangen!

Slide 27 - Slide

De Der-Gruppe. 
Leer deze tabel uit je hoofd!

Slide 28 - Slide

Dit is de Ein-Gruppe. 
De uitgangen lijken erg op die van de Der-Gruppe!

Slide 29 - Slide

D.. Zug (m) hatte Verspätung.
A
der
B
dem
C
den
D
die

Slide 30 - Quiz

Plan van aanpak...
Stap 1: Vertaal de zin naar het Nederlands.
Stap 2: Gezegde
Stap 3: Onderwerp: Wie/wat + gezegde? 
Stap 4: Lijdend voorwerp: Wat + gezegde + onderwerp?
Stap 5: Meewerkend voorwerp: Aan wie?

Tot slot: Kijk in de tabel en vul de uitgangen in.

Slide 31 - Slide

D.. Stadt (v) in Bayern heißt München.
A
die
B
der

Slide 32 - Quiz

Mein.. Hund (m) hat unser.. Sofa (o) beschädigt.
A
meinen, unserem
B
mein, unser
C
meiner, unseren
D
meinem, unser

Slide 33 - Quiz

D.. Mädchen (o) gibt d.. Jungen (mv) neue Bücher.
A
Die, den
B
Das, den
C
Die, dem
D
Das, dem

Slide 34 - Quiz

Ich habe d.. Schlussel (m) dein.. Frau (v) gegeben.
A
die, deine
B
der, deiner
C
der, deine
D
den, deiner

Slide 35 - Quiz

Lernbox
> Kurze Wiederholung

Wie lernst du für Deutsch?

Slide 36 - Slide

Stap 2:
Stap 1:
Stap 3:
In welke volgorde kun je het beste leren?
Stap 0:
Zet de lijst in Quizlet / wrts.

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Link


Hoe vond je 
deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Poll

Hausaufgaben:
Nächstes Mal:
  • Kapitel 3: L4 + L5: Aufgaben von heute (1 bis 5) fertig 
  • Lerne Lektion 1, 2, 3

SO Kapitel 3
Am Montag, dem 8. März, Klasse 2C+2D
Am Dienstag, dem 9. März, Klasse 2B

Slide 40 - Slide

-ENDE-

Slide 41 - Slide