grammatica

Pak een boek!





Natuurlijk, hier zijn de antwoorden:

Hij ging gisteren naar school.
Ze leest vaak interessante boeken.
Je houdt van klassieke muziek.
Zij speelt graag met haar vrienden.
We gaan morgen naar het museum.
Hij moet morgen niet werken.
Zij heeft een mooie collectie schilderijen.
Ik ga op de bank televisie kijken.



User

1 / 49
next
Slide 1: Slide
NederlandsISK

This lesson contains 49 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Pak een boek!





Natuurlijk, hier zijn de antwoorden:

Hij ging gisteren naar school.
Ze leest vaak interessante boeken.
Je houdt van klassieke muziek.
Zij speelt graag met haar vrienden.
We gaan morgen naar het museum.
Hij moet morgen niet werken.
Zij heeft een mooie collectie schilderijen.
Ik ga op de bank televisie kijken.



User

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat gaan we doen?
-video werkwoorden verleden tijd (reg ww/onr ww)
-woordvolgorde/vraagzinnen/verleden tijd
-opdrachten verleden tijd en volt deelwoord (klare taal)
-Eenvoudige grammatica

Slide 4 - Slide

Wat gaan we leren?
-woordvolgorde
-vraagzinnen
-zinnen in de verleden tijd

Slide 5 - Slide

Wie? Wat? Waar? Wanneer?
Peter leest een boek op school elke ochtend.
Wie? Peter
Wat doet hij? Leest een boek
Waar?  Op school
 Wanneer? elke ochtend

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

regelmatig

Slide 9 - Slide

Vervoeg deze werkwoorden
spelen                   reserveren
wijzigen                uitnodigen
durven                   gebruiken
vermoorden                kiezen (onr. ww)

Slide 10 - Slide

Maak een correcte zin
reserveren een tafel jullie in het restaurant

Slide 11 - Slide

Correcte zin
Jullie reserveren een tafel in het restaurant.
Maak de zin vragend.
Zet de zin in de verleden tijd.
Gebruik het voltooid deelwoord.

Slide 12 - Slide

Goede zinnen
Jullie reserveren een tafel in het restaurant.
Reserveren jullie een tafel in het restaurant?
Jullie reserveerden een tafel in het restaurant.
Jullie hebben een tafel in het restaurant gereserveerd.

Slide 13 - Slide

Maak een goede zin
 voor een feestje nodigt uit zij mij

Slide 14 - Slide

Correcte zin
Zij nodigt mij uit voor een feestje.
Maak de zin vragend.
Zet de zin in de verleden tijd.
Gebruik het voltooid deelwoord.

Slide 15 - Slide

Correcte zinnen
Zij nodigt mij uit voor een feestje.
Nodigt zij mij uit voor een feestje?
Zij nodigde mij uit voor een feestje.
Zij heeft mij uitgenodigd voor een feestje.

Slide 16 - Slide

Maak een goede zin
de laptops gebruiken zij van de school

Slide 17 - Slide

Correcte zin
Zij gebuiken de laptops van de school.
Maak de zin vragend.
Zet de zin in de verleden tijd.
Gebruik het voltooid deelwoord.

Slide 18 - Slide

Correcte zinnen
Zij gebruiken de laptops van de school.
Gebruiken zij de laptops van de school?
Zij gebruikten de laptops van de school.
Zij hebben de laptops van de school gebruikt.

Slide 19 - Slide

Onregelmatig

Slide 20 - Slide

Maak een goede zin
een nieuwe school ik kies

Slide 21 - Slide

Correcte zin
Ik kies een nieuwe school.
Maak de zin vragend.
Zet de zin in de verleden tijd.
Gebruik het voltooid deelwoord.

Slide 22 - Slide

Correcte zinnen
Ik kies een nieuwe school.
Kies ik een nieuwe school?
Ik koos een nieuwe school.
Ik heb een nieuwe school gekozen.

Slide 23 - Slide

Maak de opdrachten op papier
- verleden tijd (klare taal)
-voltooid deelwoord (klare taal)

Slide 24 - Slide

Maak een correcte zin
leuke jongen om ga ik met die

Slide 25 - Slide

Correcte zin
Ik ga om met die leuke jongen

-Maak de zin vragend.
-Zet de zin de verleden tijd

Slide 26 - Slide

Goede zinnen
Ik ga om met die leuke jongen
Ga ik om met die leuke jongen?
Ik ging om met die leuke jongen.

Slide 27 - Slide

Zet in de goede volgorde
een mooie zin jij bedenkt

Slide 28 - Slide

Correcte zin
Jij bedenkt een mooie zin.

-Maak een vraagzin????
-Zet de zin in de verleden tijd.

Slide 29 - Slide

Correcte zinnen
Jij bedenkt een mooie zin.
Bedenk jij een mooie zin?
Jij bedacht een mooie zin.

Slide 30 - Slide

Zet in de goede volgorde
een plan voor de reis hij bedenkt

Slide 31 - Slide

Goede zin
Hij bedenkt een plan voor de reis.

Maak de zin vragend.
Zet de zin in de verleden tijd.

Slide 32 - Slide

Correcte zinnen
Hij bedenkt een plan voor de reis.
Bedenkt hij een plan voor de reis?
Hij bedacht een plan voor de reis.

Slide 33 - Slide

Maak de opdrachten op papier
- verleden tijd (klare taal)
-voltooid deelwoord (klare taal)

Slide 34 - Slide

Aan de slag (help elkaar)
Maak les 10,11,12 oefening 27 t/m 36
Maak les 23,24 oefening 72,73,74,75
Maak les 25,26,27,28
Maak les 29 t/m 36

Slide 35 - Slide

Eenvoudige grammatica
Les 25 (te...) Uitleg!
Les 26 (scheidbare woorden) Uitleg!
Les 27 (voltooid deelwoord)
Les 28 (voltooid deelwoord d of t)
les 29,30,31,32,33,34,35,36

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Link

Slide 38 - Link

Slide 39 - Link

Slide 40 - Link

Slide 41 - Link

Slide 42 - Link

Slide 43 - Link

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Link

Slide 46 - Link

Slide 47 - Link

Huiswerk
-Disk; grammatica online werkwoorden
grammatica; werkwoorden 2.1 t/m 2.20/25

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Link