Toets spelling: hoofdletter, interpunctie en verkleinwoorden

Spelling: hoofdletter, interpunctie, verkleinwoorden
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Spelling: hoofdletter, interpunctie, verkleinwoorden

Slide 1 - Slide

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
titanic
B
Titanic

Slide 2 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Pasen
B
pasen

Slide 3 - Quiz

Plaats zo nodig hoofdletters.

bram als je mij een bitterbal aangeeft krijg je van mij een vlammetje

Slide 4 - Open question

Wat is het doel van hoofdletters?


Slide 5 - Open question

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Paasei
B
paasei

Slide 6 - Quiz



Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
december
B
December

Slide 7 - Quiz

Plaats zo nodig hoofdletters.

het vliegveld van het spaanse eiland is afgesloten

Slide 8 - Open question

Schrijf 2 woorden op die je met een hoofdletter schrijft en schrijf 2 woorden op die je niet met hoofdletter schrijft

Slide 9 - Open question

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
minister-president
B
Minister-President

Slide 10 - Quiz



Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
lente
B
Lente

Slide 11 - Quiz

Wat is goed? (let op hoofdletters en interpunctie)
A
onderwerp: opzegging verzekering
B
Onderwerp: Opzegging verzekering
C
Ondewerp, opzegging verzekering
D
Onderwerp: opzegging verzekering

Slide 12 - Quiz

In welke zin klopt de interpunctie?
A
De jongen heeft de finale verloren
B
de jongen heeft de finale verloren
C
de Jongen heeft de finale verloren.
D
De jongen heeft de finale verloren.

Slide 13 - Quiz

schrijf de zin over met de juiste interpunctie. (6 items)

merel zegt schrijf de zin over met de juiste interpunctie

Slide 14 - Open question

In welke zin is de interpunctie correct?
A
Studenten die weinig colleges volgen, kunnen daar spijt van krijgen.
B
Studenten, die weinig colleges volgen, kunnen daar spijt van krijgen.

Slide 15 - Quiz

Schrijf de zin over met de goede interpunctie:

dat is hoe het gaat

Slide 16 - Open question

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
Kano'tje
B
Kanotje
C
Kanoo'tje
D
Kanootje

Slide 17 - Quiz

Sleep de uitgangen naar het juiste woord om er een verkleinwoord van te maken. 
scherm
snoep
scooter
pizza
rekening
-atje
-tje
-etje
-pje
-je

Slide 18 - Drag question

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van appel?
A
appeltje
B
appelje
C
appel'tje
D
appeletje

Slide 19 - Quiz



Noteer het verkleinwoord:

film

Slide 20 - Open question

verkleinwoorden

Wat is het verkleinwoord van baby?
A
babytje
B
babietje
C
baby'tje
D
kleine baby

Slide 21 - Quiz

verkleinwoorden

1. stemmetje is het verkleinwoord van stem.
2. blaadje is het verkleinwoord van blad.
A
1 = goed 2 = niet goed
B
1= niet goed 2 = goed
C
1 = goed 2 = goed
D
1 =niet goed 2 = niet goed

Slide 22 - Quiz



Noteer het verkleinwoord:

ketting

Slide 23 - Open question

Wat is het verkleinwoord van het raam?

Slide 24 - Open question

Eind

Slide 25 - Slide