Ondersteuningsles woordenschat

Noem de vier verschillende woordraadstrategieën die je tot nu toe hebt geleerd.
1 / 18
next
Slide 1: Open question
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Noem de vier verschillende woordraadstrategieën die je tot nu toe hebt geleerd.

Slide 1 - Open question

Noem 3 manieren waarop een tegenstelling kan worden gemaakt.

Slide 2 - Open question

Maak een tegenstelling door een voorvoegsel toe te voegen.

Slide 3 - Open question

Maak een tegenstelling door het voorvoegsel te veranderen.

Slide 4 - Open question

Maak een tegenstelling door twee totaal andere woorden te gebruiken.

Slide 5 - Open question

Geef de betekenis van:
somatisch
A
buitengewoon
B
luchtig
C
doelgericht
D
lichamelijk

Slide 6 - Quiz

Geef de betekenis van:
recalcitrant
A
opstandig
B
luchtig
C
doorlatend
D
lichamelijk

Slide 7 - Quiz

Geef de betekenis van:
gros
A
overgewicht
B
het grootste deel
C
gezag
D
conflict

Slide 8 - Quiz

Geef de betekenis van:
demonteren
A
gespannen worden
B
beter laten verlopen
C
uit elkaar halen
D
opwinden

Slide 9 - Quiz

Geef de betekenis van:
floreren
A
bloeien
B
ontwijken
C
betoveren
D
opwinden

Slide 10 - Quiz

Geef de betekenis van:
intrigeren
A
bloeien
B
ontwijken
C
bang maken
D
sterk boeien

Slide 11 - Quiz

Geef de betekenis van:
nuanceren
A
opnoemen
B
minder zwart-wit voorstellen
C
aandacht trekken
D
permitteren

Slide 12 - Quiz

Noteer van het volgende woord de tegenstelling door een voorvoegsel te gebruiken: beantwoord.

Slide 13 - Open question

Noteer van het volgende woord de tegenstelling door het voorvoegsel te veranderen: inademen.

Slide 14 - Open question

De leerling vertelde een warrig verhaal ... en ik begreep er niets van.
Vul de juiste uitdrukking in.

Slide 15 - Open question

Voordat ik echt blij durf te zijn, wil ik alle afspraken ... hebben.
Vul de juiste uitdrukking in.

Slide 16 - Open question

Daan heeft … zijn diploma gehaald, want het was niet makkelijk voor hem. Vul de juiste uitdrukking in.

Slide 17 - Open question

Een goede moeder zal … om haar kinderen te beschermen.
Vul de juiste uitdrukking in.

Slide 18 - Open question