4.5 de nieren en de samenhang

Djano
Gaby
Romy
Chéden
Keano
Aneidy
Kim
Anouk
Jahvendrix
Chabo
Sey
Pavel
Sara
Omar
                 bord       en         docent
Pak je boek, je IPad en log alvast in!
Als je op je IPAD werkt, log je ook alvast in bij Malmberg! BVVJ thema 4. 
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Djano
Gaby
Romy
Chéden
Keano
Aneidy
Kim
Anouk
Jahvendrix
Chabo
Sey
Pavel
Sara
Omar
                 bord       en         docent
Pak je boek, je IPad en log alvast in!
Als je op je IPAD werkt, log je ook alvast in bij Malmberg! BVVJ thema 4. 

Slide 1 - Slide

Vandaag
Absentie
Herhaling vorige les
Nakijken
Doel van deze les
Uitleg
Samen lezen van de tekst
Maken van de opdrachten (huiswerk)
(als we al klaar zijn: nakijken van de opdrachten)
Afsluiten (laatste 5 min) 

Slide 2 - Slide

Hoofdstuk 4 'De bloedsomloop'
  1. Bloed
  2. De bloedvaten
  3. De bloedsomloop
    herhaling basisstof 1, 2 en 3
  4. Het hart
  5. De nieren en samenhang
  6.  Afweer
    Proeftoets en werk controle
  7. Toets

Slide 3 - Slide

Doel vorige les
  • Je kunt delen van het hart benoemen
    in een afbeelding.
  • Je kunt beschrijven hoe het hart bloed
    door het lichaam pompt. 




 

Slide 4 - Slide

De bovenste holle ader en onderste holle ader komen samen in de rechterboezem.
A
waar
B
onwaar

Slide 5 - Quiz

De linkerkamer stuurt het bloed naar de aorta.
A
waar
B
onwaar

Slide 6 - Quiz

De kleine bloedsomloop:
A
beslaat het hele lichaam
B
beslaat alleen de longen en het hart

Slide 7 - Quiz

De dubbele bloedsomloop heet zo, omdat...
A
Het bloed 2x door het hart gaat
B
Het bloed gaat door 2 benen

Slide 8 - Quiz

De grootste slagader in je lijf, heet de:
A
holle ader
B
aorta

Slide 9 - Quiz

de grootste ader in je lijf heet:
A
holle ader
B
aorta

Slide 10 - Quiz

De holle ader die van boven komt, heet...
A
onderste holle ader
B
bovenste holle ader

Slide 11 - Quiz

De bovenste holle ader heet zo omdat alle aders hierin samenkomen die boven je hart zitten.
A
waar
B
onwaar

Slide 12 - Quiz

Opdracht 1- 8 blz 197 – 201

Slide 13 - Slide

Doel deze les
  • Je weet hoe de nieren werken.  

Slide 14 - Slide

Uitleg basisstof 5 'De nieren'
Uitscheiding: Er gaan afvalstoffen je lichaam 
uit d.m.v. urine. 
Koolstofdioxie verlaat je lichaam door je 
longen. 
Je nieren: die halen andere afvalstoffen uit je
bloed en maken er urine van. 

De longen en de nieren zorgen ervoor dat afvalstoffen je lichaam verlaten. 

Slide 15 - Slide

Uitleg basisstof 5 'de nieren'
  • Je hebt 2 nieren. 
  • Ze liggen in je buikholte. 1 links en 1 rechts.
  • Ze maken urine van afvalstoffen. 
  • Schoonbloed gaat terug naar het hart via
    nierader. 
  • De urineleiders brengen de urine naar
    de urineblaas. Als deze vol is moet je
    plassen. Via de urinebuis verlaat de urine
    je lichaam. 

Slide 16 - Slide

De werking van je nieren

Slide 17 - Slide

Samen lezen
Zorg dat je weet waar we zijn, des te sneller kunnen we aan je huiswerk beginnen. 

Blz 202, 203, 204, 205
Online de tekst bij opdrachten 1 - 7

Je mag meteen de opdrachten invullen. 


Slide 18 - Slide

samen maken 'Samenhang'
blz 213 - 214
Samen lezen en invullen van de opdrachten 'Gezond op reis'. 

Slide 19 - Slide

Huiswerk
Basisstof 5 en samenhang afmaken. 

Slide 20 - Slide

Wat doen je nieren?
A
Je nieren filteren je bloed. Ze halen de schadelijke stoffen eruit en de goede stoffen houden ze in je lichaam.
B
Je nieren filteren je bloed. Ze halen de goede stoffen uit je bloed en verwijderen die via de urine.

Slide 21 - Quiz

Bij mannen is de urine buis korter dan bij vrouwen?
A
Waar
B
Onwaar

Slide 22 - Quiz

Wat bewaart de urine?
A
De nierleiders
B
De nierslagader
C
De nierblaas
D
De nieraders

Slide 23 - Quiz

Dit vervoert urine vanaf de urineblaas tot buiten het lichaam
A
nieraders
B
nierslagaders
C
nierleiders
D
nierblaas

Slide 24 - Quiz

Hoe komt het dat je urine overdag vaak lichter is dan in de ochtend?
A
Je drinkt te weinig
B
Je drinkt overdag meer

Slide 25 - Quiz