WerkwoordSpelling

Welkom!
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van deze les weet je :

- hoe de zinsopbouw in het Nederlands is
-hoe je werkwoorden moet schrijven in de tegenwoordige tijd (tt)


Slide 2 - Slide

Zinsopbouw

Slide 3 - Slide

Zinsopbouw 
In het Nederlands vind je de persoonsvorm ALTIJD naast het onderwerp.

De persoonsvorm verandert met mee het onderwerp.
Bv.
De kok| (enkelvoud ow) |  smult(pv) | van de koekjes(overig)
De koks(meervoud ow) |  smullen(pv) | van de koekjes (overig)

Slide 4 - Slide

Wat zijn werkwoorden?

Slide 5 - Open question

Werkwoorden zijn: 
- woorden die aangeven wat iemand doet
- woorden die zeggen wat iemand is 
- woorden die zeggen wat er gebeurt 

JE KUNT HET VERANDEREN VAN TIJD..

Jij BENT een student
Hij RENT halve marathons
Hij HEEFT genoeg bier GEHAD (meerdere w.w. in één zin) 
Het REGENDE gisteren

Slide 6 - Slide

't Kofschip
 't Kofschip wordt niet gebruikt in de tegenwoordige tijd (tt)!!!!!! 

Alleen in verleden tijd (vt)

Slide 7 - Slide

Wat klopt hier niet:

'Jij bepaald zelf het tempo'

Slide 8 - Open question

Ezelsbruggetje


Wanneer je -en van het werkwoord afhaalt en er geen d in het werkwoord staat, dan krijg je in de tegenwoordige tijd ook geen d in het werkwoord! 

Behalen (hele w.w.)
Behaal (stam)
Behaalt (stam + t) 

 Wanneer krijg je wel een d?  Alleen als in het hele werkwoord al een d staat:. 

Houden (hele w.w.)
Houd (stam)
Houdt (stam + t)

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Bij welke woorden moet je de stam gaan veranderen als je -en eraf haalt?

Slide 11 - Open question


Lev
Lez
Verhuiz

Slide 12 - Slide

Je- Jij

Jij worDT docent
WorD je/jij docent? 

* als 'jij' achter het w.w. staat, dan geen T! 

Let wel: alleen als je >> jij kan worden. 
Wat vind je (jij)? 
Wat vindt je (jij) vader?  
 


Slide 13 - Slide

Vervangingstest smurfen/lopen

Weet je niet hoe je het werkwoord spelt? Vervang het werkwoord door het werkwoord 'smurfen'/'lopen'. 

HOE DAN?

Hij (worden) directeur. Moet dat met d of t? Dat hoor je hier niet! 
Vul dan het woord smurf in: hij smurfT directeur. je hoort een 'T' dus je schrijft een 'T'

Slide 14 - Slide

Staat deze zin goed?
Word je zus directeur?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Erik (verhuizen) morgen naar Raalte.
A
verhuisd
B
verhuist
C
verhuisde
D
verhuis

Slide 16 - Quiz

(Verwijzen)
... je huisarts jou door naar een specialist?
A
verwijst
B
verwijs
C
verwijsd
D
verwees

Slide 17 - Quiz

Alex (vinden) jouw mening belangrijk.
A
vind
B
vinden
C
vindt
D
vint

Slide 18 - Quiz

Ik (aanvaarden) dit compromis.
A
aanvaardt
B
aanvaart
C
aanvaard

Slide 19 - Quiz

(Worden) jij ook gek van al die werkwoordspelling?
A
wordt
B
word

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide