4 havo A 29 september

1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

4 havo 29 september
Dictee van de dag
Tekststructuren
Werk afronden/nakijken



Slide 2 - Slide

Zin 1
De Oekraïense militair houdt het bij kijken naar een militaire uitrusting, want zijn salaris is nog niet binnen.  

Slide 3 - Slide

Zin 2
Als een verdachte overlijdt, stopt het proces en komt het geld in handen van de kleindochter met wie ze gebrouilleerd zijn. 

Slide 4 - Slide

Deze les
Je herkent vaste structuren in teksten.

Je kent de vijf hoofdmodellen vaste tekststructuren.

Je kunt uitleggen waarom een bepaalde structuur bij een tekst past. 

Je kunt vooraf een structuur kiezen voor een tekst en de tekst uitwerken volgens die structuur. 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Vaste tekststructuren p. 63
Naam
Inleiding
Kern
Slot
Aspectenstructuur
onderwerp
aspecten van onderwerp
samenvatting

Vraag-antwoordstructuur
vraag
mogelijke antwoorden
samenvatting / beste antwoord
Verleden-heden-toekomststructuur
onderwerp
situatie vroeger 
situatie nu
conclusie / 
toekomstverwachting
Voor-en-nadelen-structuur
vraag of stelling
voordelen
nadelen
afweging / conclusie
Argumentatiestructuur
stelling/standpunt
(tegen)argumenten
weerleggingen
conclusie / stelling/standpunt
Verklaringsstructuur
verschijnsel
kenmerken/voorbeelden
oorzaken/verklaringen
conclusie / meest waarschijnlijke verklaring
Probleem-oplossingsstructuur
probleemstelling
beschrijving, oorzaken, gevolgen en oplossingen
beste oplossing

Slide 7 - Slide

Stel: je hebt slecht kunnen leren voor de toetsweek en nu heb je vier onvoldoendes. Je praat hierover met je mentor. Welke structuur kies je voor dat gesprek?
A
aspectenstructuur
B
argumentatiestructuur
C
vraag-antwoordstructuur
D
probleem-oplossingsstructuur

Slide 8 - Quiz

Stel: je hebt in de toetsweek vijf achten gehaald. Je mentor komt even met je kletsen en wil graag weten wat jij zo goed hebt gedaan. Welke tekststructuur verwacht je in dat gesprek?
A
argumentatiestructuur
B
voor-nadelenstructuur
C
verklaringsstructuur
D
verleden-heden-toekomststructuur

Slide 9 - Quiz

Stel: je hebt van klasgenoten gehoord dat natuurkunde echt geweldig is. Nu wil jij ook natuurkunde in je pakket! Je twijfelt nog wel, want je overziet het niet allemaal. Welke structuur past bij een gesprek over deze kwestie?
A
aspectenstructuur
B
verklaringsstructuur
C
voor- en nadelenstructuur
D
verleden-heden-toekomststructuur

Slide 10 - Quiz

Wat zijn tekststructuren?
A
Logische opeenvolgingen van functies
B
Inleiding, middenstuk, slot
C
Standpunt, argument
D
Anekdote, uitleg, samenvatting

Slide 11 - Quiz

Aan de slag
1) vraag 6A blz. 47 met zijn 2en
2) lezen tekst blz. 48, maken vraag 9 t/m 14

3) nakijken vragen 13 t/m 18 blz. 45
4) lezen Gebr.
5) Numo

Slide 12 - Slide

Zin 1

Slide 13 - Slide

Zin 2

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Inleiding-kern-slot

Slide 16 - Slide

Bespreken
Vraag 1,2 en 10 blz. 38/39  
Tekstsoort = verhalend, feitelijk, waarderend
Subcategorie: vertelling, verslag, uiteenzetting, beschouwing, betoog
Tekstdoel = amuseren, informeren, activeren, instrueren, overtuigen
Tekstvorm= roman, recept, lesboek, betoog, essay



Slide 17 - Slide

Aan de slag
1) Lees tekst blz. 40 
2) maak vraag 11 t/m 17 blz. 41
3) Kijk na, omcirkel, corrigeer en beantwoord vragen 
4) lever in



Slide 18 - Slide

Inleiding
Functie?
Kennismaking onderwerp
Tekstopbouw
Aandacht trekken 

Hoe dan?
Actualiteit, prikkelende vraag, anekdote

Slide 19 - Slide

Wat is de voorkeursplaats voor een deelonderwerp?
A
Tussenkoppen
B
Inleiding
C
Titel
D
Slot

Slide 20 - Quiz

Bij een beschouwing belicht je een kwestie uit meerdere gezichtspunten?
A
Niet waar
B
Waar
C
Soms

Slide 21 - Quiz

Een hoofdgedachte...
A
staat altijd letterlijk in de tekst
B
is de boodschap van de schrijver over het onderwerp
C
is de boodschap van de lezer over het onderwerp
D
staat alleen in het slot

Slide 22 - Quiz

De inleiding van tekst heeft als functie onder andere...
A
je aandacht te trekken
B
je over te halen
C
je een anekdote te geven
D
je een antwoord op je vraag te geven

Slide 23 - Quiz

Aan de slag blz. 44/45
1) Samen:  titel, inleiding, kernzinnen, slot
2) Individueel: vragen lezen 13 t/m 18 (1 minuut)
3) vragen?
4) Vragen beantwoorden (15 minuten) 

Slide 24 - Slide

Tekstsoorten
Verhalende tekstsoorten: vertelling (dagboek), verhaal (roman)

Feitelijke tekstsoorten: verslag (notulen), procedure (recept), verklaring/uiteenzetting (lesboek), oproep/verzoek (reclame)

Waarderende tekstsoorten: beschouwing (essay), betoog (ingezonden brief), respons (recensie)

Slide 25 - Slide

Aan de slag
1) Tekst blz. 40 vraag 11 t/m 17
2) Taak Numo
3) lezen Gebr. 

Slide 26 - Slide

Aan de slag
Opdracht 9 a t/m f blz. 35 : inleveren
Uitdelen boek 1 (vrijdag mee)


Slide 27 - Slide

Birk
Eindexamen: 8 boeken

Slide 28 - Slide

Gebr.
Eindexamen: 8 boeken


Slide 29 - Slide

Leerdoelen
1: R 
2: T1
3: T2
4: I
*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 30 - Slide

Instructie 

Slide 31 - Slide

Instructie 

Slide 32 - Slide

Aan de slag

Slide 33 - Slide

Nabespreking

Slide 34 - Slide

Begrippen uit deze les

Slide 35 - Slide

Begrippen uit deze les

Slide 36 - Slide


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 37 - Open question


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 38 - Open question