onderwerp en persoonsvorm

Doel
Ik kan het onderwerp en de persoonsvorm in een zin herkennen en benoemen. 
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Doel
Ik kan het onderwerp en de persoonsvorm in een zin herkennen en benoemen. 

Slide 1 - Diapositive

Persoonsvorm

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Lien

Een persoonsvorm (pv) is altijd een ....
A
een zelfstandig naamwoord
B
een lidwoord
C
een werkwoord
D
een bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Quiz

Ik zoek de persoonsvorm
1. Altijd een werkwoord
2. Maak de zin vragend. 
Pv staat nu vooraan. 

Slide 5 - Diapositive

Voor de klas staat de professor te praten.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 6 - Question ouverte

Hij gooit de bal.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 7 - Question ouverte

Zij klimmen op het rek.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 8 - Question ouverte

Mijn moeder brengt mij naar school.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 9 - Question ouverte

De oude bakker verkoopt zijn brood.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 10 - Question ouverte

Benjamin wast zijn handen.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 11 - Question ouverte

Daan en Veerle gaan op reis.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 12 - Question ouverte

De kaars brandt twaalf uur.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 13 - Question ouverte

Het boek ligt op tafel.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 14 - Question ouverte

Hoe vind je het onderwerp?
1. Zoek de persoonsvorm (pv).
2. Zoek het onderwerp (o): 

Zet  'wie' of  'wat' voor de persoonsvorm en je weet wat het onderwerp is.

Een onderwerp kan uit meerdere woorden bestaan!!!!!

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Lien

Ik zoek het onderwerp
Zoek het onderwerp:
1. Wat is de persoonsvorm?
2. Zet er “wie of wat” voor en beantwoord de vraag. 
Nu weet je het onderwerp. 

Slide 17 - Diapositive

Voor de klas staat de professor te praten.
Wat is het onderwerp?

Slide 18 - Question ouverte

Hij gooit de bal.
Wat is het onderwerp?

Slide 19 - Question ouverte

Zij klimmen op het rek.
Wat is het onderwerp?

Slide 20 - Question ouverte

Mijn moeder brengt mij naar school.
Wat is het onderwerp?

Slide 21 - Question ouverte

De oude bakker verkoopt zijn brood.
Wat is het onderwerp?

Slide 22 - Question ouverte

Benjamin wast zijn handen.
Wat is het onderwerp?

Slide 23 - Question ouverte

Daan en Veerle gaan op reis.
Wat is het onderwerp?

Slide 24 - Question ouverte

De kaars brandt twaalf uur.
Wat is het onderwerp?

Slide 25 - Question ouverte

Het boek ligt op tafel.
Wat is het onderwerp?

Slide 26 - Question ouverte

Hoe ging het?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Sondage

Heb je nog een vraag?

Slide 28 - Question ouverte