De bouwstenen van de zin: Grammatica Zinsdelen

De bouwstenen van de zin: Grammatica Zinsdelen
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

De bouwstenen van de zin: Grammatica Zinsdelen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
- Begrijpen wat grammatica zinsdelen zijn.
- Kennis van de belangrijkste zinsdelen.

Slide 2 - Diapositive

Introduceer de leerdoelen van de les en maak ze bespreekbaar.
Wat weet je al over de verschillende delen van een zin?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een zin?
- Een groep woorden die bij elkaar horen.
- Een zin heeft een onderwerp en een gezegde.

Slide 4 - Diapositive

Leg uit wat een zin is en wat de belangrijkste onderdelen zijn.
Onderwerp
- Het onderwerp is wie of wat de zin gaat.
- Het onderwerp kan bestaan uit één of meerdere woorden.

Slide 5 - Diapositive

Leg uit wat het onderwerp is en laat voorbeelden zien.
Gezegde
- Het gezegde is wat er over het onderwerp wordt gezegd.
- Het gezegde bestaat uit één of meerdere werkwoorden.

Slide 6 - Diapositive

Leg uit wat het gezegde is en laat voorbeelden zien.
Lijdend voorwerp
- Het lijdend voorwerp is wie of wat de handeling ondergaat.
- Het lijdend voorwerp kan bestaan uit één of meerdere woorden.

Slide 7 - Diapositive

Leg uit wat het lijdend voorwerp is en laat voorbeelden zien.
Meewerkend voorwerp
- Het meewerkend voorwerp is aan wie of wat de handeling wordt gedaan.
- Het meewerkend voorwerp kan bestaan uit één of meerdere woorden.

Slide 8 - Diapositive

Leg uit wat het meewerkend voorwerp is en laat voorbeelden zien.
Bijwoordelijke bepaling
- De bijwoordelijke bepaling vertelt iets over de plaats, tijd, wijze of reden van de handeling.
- De bijwoordelijke bepaling kan bestaan uit één of meerdere woorden.

Slide 9 - Diapositive

Leg uit wat de bijwoordelijke bepaling is en laat voorbeelden zien.
Bijvoeglijke bepaling
- De bijvoeglijke bepaling geeft extra informatie over het onderwerp.
- De bijvoeglijke bepaling kan bestaan uit één of meerdere woorden.

Slide 10 - Diapositive

Leg uit wat de bijvoeglijke bepaling is en laat voorbeelden zien.
Samengestelde zin
- Een samengestelde zin bestaat uit twee of meer hoofdzinnen.
- De hoofdzinnen kunnen verbonden worden door voegwoorden of leestekens.

Slide 11 - Diapositive

Leg uit wat een samengestelde zin is en laat voorbeelden zien.
Voegwoorden
- Voegwoorden worden gebruikt om hoofdzinnen aan elkaar te verbinden.
- Bekende voegwoorden zijn 'en', 'maar', 'of', 'want' en 'dus'.

Slide 12 - Diapositive

Leg uit wat voegwoorden zijn en laat voorbeelden zien.
Leestekens
- Leestekens worden gebruikt om de structuur van de zin duidelijk te maken.
- Bekende leestekens zijn de komma, punt, vraagteken en uitroepteken.

Slide 13 - Diapositive

Leg uit wat leestekens zijn en laat voorbeelden zien.
Oefening: Onderwerp en gezegde
- Laat een aantal zinnen zien en laat de leerlingen het onderwerp en gezegde benoemen.
- Bespreek de antwoorden klassikaal.

Slide 14 - Diapositive

Geef een oefening om de kennis te testen en bespreek de antwoorden klassikaal.
Oefening: Lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp
- Laat een aantal zinnen zien en laat de leerlingen het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp benoemen.
- Bespreek de antwoorden klassikaal.

Slide 15 - Diapositive

Geef een oefening om de kennis te testen en bespreek de antwoorden klassikaal.
Oefening: Bijwoordelijke bepaling en bijvoeglijke bepaling
- Laat een aantal zinnen zien en laat de leerlingen de bijwoordelijke bepaling en bijvoeglijke bepaling benoemen.
- Bespreek de antwoorden klassikaal.

Slide 16 - Diapositive

Geef een oefening om de kennis te testen en bespreek de antwoorden klassikaal.
Oefening: Samengestelde zin
- Laat een aantal zinnen zien en laat de leerlingen bepalen of het om een samengestelde zin gaat.
- Bespreek de antwoorden klassikaal.

Slide 17 - Diapositive

Geef een oefening om de kennis te testen en bespreek de antwoorden klassikaal.
Oefening: Voegwoorden en leestekens
- Laat een aantal zinnen zien en laat de leerlingen bepalen welk voegwoord of leesteken er gebruikt moet worden.
- Bespreek de antwoorden klassikaal.

Slide 18 - Diapositive

Geef een oefening om de kennis te testen en bespreek de antwoorden klassikaal.
Toepassing: Schrijf een samengestelde zin
- Laat de leerlingen een aantal hoofdzinnen bedenken.
- Laat ze deze hoofdzinnen met elkaar verbinden tot een samengestelde zin.
- Bespreek de zinnen klassikaal.

Slide 19 - Diapositive

Laat de leerlingen hun creativiteit gebruiken en bespreek de zinnen klassikaal.
Reflectie
- Bespreek met de leerlingen wat ze hebben geleerd.
- Laat ze eventuele vragen stellen of feedback geven.

Slide 20 - Diapositive

Reflecteer samen met de leerlingen op de les en geef ze de mogelijkheid om vragen te stellen of feedback te geven.
Einde
Bedankt voor het meedoen!

Slide 21 - Diapositive

Sluit de les af en bedank de leerlingen voor hun inzet.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 22 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 23 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 24 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.