Herhaling Gezondheid

herhalen 9.1 en 9.2
Wat moet je leren?
oefenen heel het hoofdstuk
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

herhalen 9.1 en 9.2
Wat moet je leren?
oefenen heel het hoofdstuk

Slide 1 - Diapositive

Waarom gebruik je genotmiddelen?

Genotmiddelen zijn verslavend
Het maakt je afhankelijk:
  • Lichamelijk (ontwenningsverschijnselen)
  • Geestelijk
  • Sociaal

Slide 2 - Diapositive

Welke gevolgen heeft alcohol?
1,5uur per drankje
je mag 1 drankje in je bloed hebben

Slide 3 - Diapositive

Wat zijn de gevolgen van roken?

  • Nicotine: vernauwt de bloedvaten
  • Koolstofmonoxide: neemt de plek in van zuurstof
  • Teer: - plakt aan de trilhaartjes
- Je longblaasjes kunnen klappen (longemfyseem)
- Grotere kans op longkanker

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Regeling van bloedsuikerspiegel
Glucose wordt omgezet tot glycogeen door insuline
Glycogeen wordt omgezet tot glucose door glucagon





Insuline en glucagon worden aangemaakt in de alvleesklier in de eilandjes van Langerhans

Je bloedsuikerspiegel is erg hoog, welk hormoon wordt afgegeven?

Slide 6 - Diapositive

Er zijn twee soorten diabetes

  • Bij diabetes type 1 zijn de eilandjes van Langerhans die insuline maken beschadigd. Deze liggen in de alvleesklier. Hierdoor wordt er onvoldoende insuline aangemaakt.

  • Bij diabetes type 2 zijn de lichaamscellen ongevoelig geworden voor insuline. Hierdoor werkt het hormoon niet goed meer. Diabetes type 2 komt veel voor bij mensen met overgewicht, die weinig bewegen.

Slide 7 - Diapositive

de lever
Leverslagader en poortader
opbouwen en omzetten
- aminozuren / eiwitten
- glucose > vet > cholesterol
Afbreken
- aminozuren > ureum
- alcohol / gifstoffen / medicijnen
Afvoeren
- gal  | hemoglobine > billirubine
Opslaan
- glycogeen en ijzer

Slide 8 - Diapositive

Nieren
Functie: 
filteren afvalstoffen uit het bloed:
  • afbraakstoffen uit de lever (ureum/alcohol)
  • overtollige stoffen, water, zouten
  • overbodige stoffen: kleurstoffen

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Welke twee hormonen zijn verantwoordelijk voor de regeling van de hoeveelheid glucose in het bloed?
A
Insuline en glucagon
B
Glucagon en glycogeen
C
Glycogeen en insuline
D
Glycagon en glucogeen

Slide 12 - Quiz

Als de glucoseconcentratie in je bloed te laag is, wordt....
A
minder glucagon afgegeven
B
meer glucagon afgegeven
C
meer insuline afgegeven
D
minder insuline afgegeven

Slide 13 - Quiz

Welke invloed heeft insuline op het glucosegehalte van het bloed?
A
door insuline daalt het glucosegehalte in het bloed
B
door insuline stijgt het glucosegehalte in het bloed

Slide 14 - Quiz

Wat regelen de hormonen uit de alvleesklier?
A
adrenaline in je bloed
B
hoeveelheid suiker in je bloed
C
geven hormonen af
D
zorgen voor verbranding

Slide 15 - Quiz

Als het glucosegehalte te laag wordt, gebruikt ons lichaam een reserve stof. hoe heet deze stof?
A
Glucose
B
Glucagon
C
Glycogeen
D
Adrenaline

Slide 16 - Quiz

Alvleesklier
Glucose
Glycogeen
Insuline
Glucagon
Bloedsuikerpsiegel gaat omlaag
Bloedsuikerpsiegel gaat omhoog
Lever

Slide 17 - Question de remorquage

De nier filtert onder andere ureum uit het bloed. Zet de onderdelen die een ureummolecuul passeert in de goede volgorde.
Nierslagader
Niermerg + nierschors
Nierbekken
Blaas

Slide 18 - Question de remorquage

1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Bijnier
Urinebuis
Blaas
Urineleider
Niermerg
Nierbekken
Nierader
Nierslagader
Nierschors

Slide 19 - Question de remorquage

Bij welke afhankelijkheid krijg je ontwenningsverschijnselen?
A
Lichamelijk afhankelijk
B
Geestelijk afhankelijk

Slide 20 - Quiz

Welk orgaanstelsel zorgt voor glucose in je bloed?
A
Ademhalingsstelsel
B
Verteringsstelsel
C
Bloedvatenstelsel
D
Spierstelsel

Slide 21 - Quiz

Leg uit hoe je lichaam opwarmt en afkoelt

Slide 22 - Question ouverte

Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde
1.
2.
3.
4.
5.
Wond
Bloedvatvernauwing
Vorming fibrinedraden
Bloedplaatjes knappenopen
Propvorming

Slide 23 - Question de remorquage

Welke laag van de huid bevat alle spieren, talgklieren, bloedvaten, zweetklieren en zintuigcellen?
A
Kiemlaag
B
Hoornlaag
C
Opperlaag
D
Onderhuids bindweefsel

Slide 24 - Quiz

Welke van de onderstaande micro-organismen zijn ziekteverwekkers?
A
Bacteriën
B
Virussen
C
Schimmels
D
Alle bovenstaande

Slide 25 - Quiz

Wat is de incubatietijd?

Slide 26 - Question ouverte

Biologische term
Specifiek
Hoe vaak werkzaam
Lymphocyt
Antistofcel
Fagocyt
Vreetcel
1 keer
Meerdere keren
Niet specifiek
Wel specifiek

Slide 27 - Question de remorquage

Ieder jaar is er sprake van een 'griepseizoen'. Dat komt omdat het griepvirus ieder jaar een beetje anders is. Hoe kan het dat je ieder jaar kans hebt opnieuw te te worden van het griepvirus?
Gebruik 'antistoffen' en 'antigenen' in je antwoord.

Slide 28 - Question ouverte

Wat zorgt voor de afweer van ziekteverwekkers?
A
bloedplasma
B
rode bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
witte bloedcellen

Slide 29 - Quiz

Bloedplaatjes
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedstolling
Afweer
Zuurstof vervoeren
Hemoglobine
Antistoffen maken
Fibrinogeen

Slide 30 - Question de remorquage

Actieve immunisatie
Passieve immunisatie
Besmetten met een ziekteverwekker


Een vaccin is een verzwakte vorm van de ziekteverwekker, je wordt niet ziek maar maakt wel antistoffen aan
Als je al gebeten bent is het te laat om te vaccineren, dan krijg je een seruminjectie: een prik met antistoffen tegen de ziekteverwekker.

Slide 31 - Question de remorquage