2.3 Celmembranen en transport deel 2

Eerst een beetje herhaling 2.1 en 2.2
Daarna uitleg osmose
Zorg dat je ingelogd bent en je overige spullen op tabel hebt. Binas mee? Die dan ook op tafel.

Verslag van de patatjes graag (met namen!) inleveren.
Gaan we ná de vakantie bekijken.

En dan gaan we beginnen met vraag 1.....
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Eerst een beetje herhaling 2.1 en 2.2
Daarna uitleg osmose
Zorg dat je ingelogd bent en je overige spullen op tabel hebt. Binas mee? Die dan ook op tafel.

Verslag van de patatjes graag (met namen!) inleveren.
Gaan we ná de vakantie bekijken.

En dan gaan we beginnen met vraag 1.....

Slide 1 - Diapositive

In welke BINAS tabel staat een plaatje van DNA / RNA?

Slide 2 - Question ouverte

Mag je BINAS bij de toets gebruiken?
A
Nee. In klas 4 moet je echt nog veel uit je hoofd leren.
B
Ja. Neem dus je BINAS mee naar de toets!
C
Ja. Er zijn op school toets-binassen aanwezig
D
Geen idee...zou wel handig zijn toch?

Slide 3 - Quiz

Cyanobacteriën noemen we autotroof omdat ze....
A
.... chloroplasten bezitten
B
... met behulp van zonlicht glucose kunnen maken uit water en koolzuurgas.
C
..... organisch voedsel moeten gebruiken
D
..... ziektes kunnen veroorzaken

Slide 4 - Quiz

Dus... wat zijn mensen? Autotroof of heterotroof? Of soms de ene en soms de andere?
A
Autotroof
B
Heterotroof
C
Soms autotroof sons heterotroof

Slide 5 - Quiz

Herhaling: welk organel doet de verbranding en maakt energie vrij voor de cel?
A
Mitochondrium
B
Celmembraan
C
Endoplasmatisch reticulum
D
Lysosoom

Slide 6 - Quiz

2.3 celmembranen en transport
We gaan het hebben over diffusie (herhaling) en osmose (= diffusie van water, dus niks bijzonders!)

Daarna: actief transport

Slide 7 - Diapositive

In hoeverre begrijp je het proces 'osmose'? op dit moment? Wees eerlijk.
0100

Slide 8 - Sondage

Slide 9 - Diapositive

Waaruit bestaat een celmembraan voornamelijk?
A
Eiwitten
B
Cholesterol
C
Fosfolipiden
D
Dekweefsel

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Dus: transport van stoffen van een hoge concentratie naar een lage concenratie kost geen energie (passief) en transport van stoffen van een hoge naar een lage concentratie kost wel energie (actief)

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Osmotische waarde
Dus de concentratie van alle opgeloste stoffen samen (in de cel zijn dat vooral zouten, suikers en eiwitten)

Slide 15 - Diapositive

1

Slide 16 - Vidéo

03:46
fagocytose = endocytose 
(in je boek noemen ze het dus endocytose)

Slide 17 - Diapositive

de osmotische waarde van zuiver water is ......... ten opzichte van een zoutoplossing
A
Hypertoon
B
Hypotoon
C
Isotoon

Slide 18 - Quiz

Op het moment dat de omgeving een hogere osmotische waarde heeft noem je dit ....
A
hypotoon
B
isotoon
C
hypertoon

Slide 19 - Quiz


Een plantencel wordt in een oplossing
gelegd. Is deze oplossing isotoon,
hypertoon of hypotoon ten opzichte
van de plantencel?
A
isotoon
B
hypertoon
C
hypotoon

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

In hoeverre begrijp je het proces 'osmose'? op dit moment? Wees eerlijk.
0100

Slide 24 - Sondage

Slide 25 - Vidéo

3

Slide 26 - Vidéo

00:56
Je ziet dat het pantoffeldiertje een vacuole heeft die steeds volloopt en dan samentrekt. Waarom doet ie dat?
A
omdat er door diffusie water de cel in stroomt
B
omdat er door osmose water de cel in stroomt
C
omdat er door diffusie water de cel uit stroomt
D
omdat er door osmose water de cel in stroomt

Slide 27 - Quiz

01:20
Het pantoffeldiertje pompt dus water naar buiten. Hij doet dit als het water in zijn omgeving ... is ten opzichte van de celinhoud.
A
isotoon
B
hypertoon
C
hypotoon

Slide 28 - Quiz

01:47
Wanneer je een pantoffeldiertje van slootwater in gedistilleerd water legt, gaan zijn vacuole dan sneller of langzamer kloppen?
A
sneller
B
langzamer
C
even snel, water is water

Slide 29 - Quiz