oefenen voor de toets 2A

Oefentoets - Grammatica - zinsontleding
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets - Grammatica - zinsontleding

Slide 1 - Diapositive

Hoe vind je de persoonsvorm? (3 manieren)

Slide 2 - Question ouverte

Benoem de persoonsvorm in de zin:
Ik neem de bus naar het station.

Slide 3 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 4 - Question ouverte

Wat is de pv in de zin: Rianne heeft heerlijk gegeten.

Slide 5 - Question ouverte

Wat is de ond in de zin: Rianne heeft heerlijk gegeten.

Slide 6 - Question ouverte

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
Op sportdag heb ik de eerste prijs gewonnen.

Slide 7 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:
Elke dag fiets ik naar school

Slide 8 - Question ouverte

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin:
Ik geef mijn ov-pas aan de controleur.

Slide 9 - Question ouverte

zet de juiste streepjes bij de zindelen
A
Ik zie/ een man/ lopen op straat
B
ik zie een man/lopen/op/straat
C
ik/zie/een man/lopen/op straat
D
ik/zie/ een man lopen/op/straat

Slide 10 - Quiz

welke vraag stel je als je meewerkend voorwerp in de een zin zoekt?

Slide 11 - Question ouverte

De politieagent geeft een bekeuring aan de man. Wat is het meewerkend voorwerp?
A
aan de man
B
de politieagent
C
een bekeuring
D
geeft

Slide 12 - Quiz

Julie hebben hard gewerkt.

Wat is het wwg?

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin:
De man geeft de hond zijn voer.

Slide 14 - Question ouverte

De sportleraar geeft zijn leerlingen extra les.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 15 - Question ouverte

De sportleraar geeft zijn leerlingen extra les.

Wat is het onderwerp?

Slide 16 - Question ouverte

De sportleraar geeft zijn leerlingen extra les.

Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 17 - Question ouverte

De sportleraar geeft zijn leerlingen extra les.

Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 18 - Question ouverte

Tom heeft voor zijn oma een heerlijk gebakje meegenomen gisteren.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 19 - Question ouverte

Benoem meewerkend vw in de zin
De docent geeft ons veel huiswerk!
A
ons
B
de docent
C
geef
D
veel huiswerk

Slide 20 - Quiz

Tom heeft voor zijn oma een heerlijk gebakje meegenomen gisteren.
Wat is het onderwerp?

Slide 21 - Question ouverte

Tom heeft voor zijn oma een heerlijk gebakje meegenomen gisteren.
Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 22 - Question ouverte

Tom heeft voor zijn oma een heerlijk gebakje meegenomen gisteren.
Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 23 - Question ouverte

Voor me stond een enorme rij mensen te wachten.

Wat is het onderwerp?

Slide 24 - Question ouverte

Hang jij je jas op aan de kapstok?

Wat is het onderwerp?

Slide 25 - Question ouverte

Hang jij je jas op aan de kapstok?

Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 26 - Question ouverte

Hang jij je jas op aan de kapstok?

Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 27 - Question ouverte

zoek het meewerkend voorwerp in de zin: Ik moet aan mijn broer 10 euro geven.
A
moet geven
B
10 euro
C
ik
D
aan mijn broer

Slide 28 - Quiz

Hang jij je jas op aan de kapstok?

Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 29 - Question ouverte

Wat is de pv in de zin:
Marja ziet de hond lopen

Slide 30 - Question ouverte

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin:
Ik schrijf een brief aan Slimpie?

Slide 31 - Question ouverte

Slide 32 - Diapositive

Vul in: hoe goed kun jij nu de zinsdelen ond, pv, gez, lv en mw vinden in een zin?
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Sondage