Observeren

Observeren




Observeren
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
Pedagogisch werkHBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Observeren




Observeren

Slide 1 - Diapositive

Zintuigen

Slide 2 - Diapositive

Aan het einde van deze les:
  • Kun je het verschil tussen objectief en subjectief benoemen
  • Ken je het begrip observeren
  • Ken je het verschil tussen HALO en HORN
  • Ken je verschillende observatiemethoden
  • Weet je waarom je een observatieplan gebruikt en hoe je deze in moet vullen

Slide 3 - Diapositive

Wat is observeren?

Slide 4 - Question ouverte

Observeren is:
1. Bewust en doelgericht waarnemen van gedrag.
2. Verzamelen van feitelijke informatie, en zo feitelijk beschrijven van wat je hoort en ziet.

Slide 5 - Diapositive

Gerichte observatie: is doelgericht, bewust, volgens bepaalde methode kijken en waarnemen.


Vrije observatie: onderdeel van je dagelijks werk, je onthoudt alleen wat je opvalt

Slide 6 - Diapositive

Wat is het verschil tussen objectief en subjectief?

Slide 7 - Question ouverte

Deze persoon mag zeker
 mee-eten bij mij thuis.
X JA
X NEE

Slide 8 - Diapositive

Deze persoon mag later op mijn kinderen passen
X JA
X NEE

Slide 9 - Diapositive

Deze persoon is betrouwbaar 
X JA
X NEE

Slide 10 - Diapositive

Objectief en Subjectief
Objectief:
' Shamsz zegt dat ze moe is'
'Fleur heeft drie boterhammen gegeten'
'Benjamin stelt veel vragen'

Subjectief:
'Shamsz is moe'
'Fleur heeft veel gegeten'
'Benjamin zeurt veel'


Slide 11 - Diapositive

Hoe zorg je voor een objectieve observatie?
  • Is helemaal objectief observeren wel mogelijk?

  • Beschrijf wat je ziet, hoort, ruikt, (letterlijk!) voelt en voorkom de  volgende valkuilen: 
           Stemming
           Halo effect 
           Horn effect
           Eigen mening van observator


Slide 12 - Diapositive

De deur kan open en dicht
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 13 - Quiz

De toets Nederlands gisteren was makkelijk
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 14 - Quiz

Wat een vervelend kind
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 15 - Quiz

Sneeuw is wit
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 16 - Quiz

Kokend water is heet
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 17 - Quiz

Deze docent is aardig
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 18 - Quiz

Goed gedaan! 

Dus iedereen kan objectief observeren toch?

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Halo effect = positief

Het kan er voor zorgen dat je een boek hogere beoordelingen geeft als je vindt dat het geschreven is door een aantrekkelijke auteur of als je de cover van het boek echt prachtig vindt.

Ook als een potentiële werkgever de sollicitant aantrekkelijk of sympathiek vindt, is de kans groter dat hij de persoon ook intelligent, competent en een goede match voor de baan vindt.


Slide 23 - Diapositive

Horn effect = negatief
Piet is slecht in wiskunde en scoort gemiddeld een 4. Bij een pittig proefwerk scoort hij een 9. De docent vraagt zich even af hoe Piet die 9 heeft gehaald, heeft hij afgekeken?

Slide 24 - Diapositive

Welke observatiemethoden en technieken ken je?

Slide 25 - Question ouverte

Welke observatiemethoden ken je? 
  • Participerende observatie, onderzoeker en begeleider tegelijk
  • Niet-participerende observatie, uitsluitend als toeschouwer
  • Gestructureerde observatie, Je bepaalt vooraf welk gedrag je wilt observeren
  • Ongestructureerde observatie, je kijkt naar algemene aspecten van het gedrag, vaak bij nieuwe cliënten

  • Event sampling, hoe vaak komt gedrag voor binnen een bepaalde periode
  • Time sampling, steeds opnieuw korte observatie in een korte tijd

Slide 26 - Diapositive

4 hoofdgroepen:

1. Participerend/gestructureerd​
2. Participerend/ongestructureerd
3. Niet-participerend/gestructureerd​
4. Niet-participerend/ongestructureerd​

Slide 27 - Diapositive

Een observatieplan gebruiken...

Slide 28 - Diapositive

Vraagstelling
1. Wie je gaat observeren -> ( M.)
2. Welk aspect van het gedrag je gaat observeren -> (aandacht)
3. In welke situatie je gaat observeren -> (tijdens de uitleg van een activiteit)


Slide 29 - Diapositive

Casus
Jij bent begeleider  voor kinderen . 
De ouders van Tessa  (Tessa is 3 jaar met 2 paarden staartjes) merken dat Tessa het moeilijk vind om te delen met haar zusje en weten niet of dit "normaal"gedrag is (gedrag dat bij een  3 jarige hoort) Ze schakelen jou in om hun kind objectief te laten observeren.
Dit zal jij doen en je geeft aan dat je je bevindingen aan de ouders zal terugkoppelen.

Tijdens jet observeren kijk je naar: 
Wat gebeurde er? Wat was de aanleiding? Wat deed de Tessa? Hoe reageerde het zusje hierop?
En alle andere bijzonderheden.

(Aantekeningen tellen voor cijfer)

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

Gegevens van de observatie vastleggen

Hoe ga je de gegevens van de observatie vastleggen? ​


Beschrijvend ​(kwalitatief)
Observatieschema​
Codeersysteem​ (codetaal)
Beoordelingsschaal


Slide 32 - Diapositive

Voorbeelden van noteren

Slide 33 - Diapositive

Hulpmiddelen

Pen en papier​
Camera​
Spel/speelgoed​
Klok/timerstopwatch
Spiegel

Slide 34 - Diapositive

Wat hebben we geleerd
  • Kun je het verschil tussen objectief en subjectief benoemen
  • Ken je het begrip observeren
  • Ken je het verschil tussen HALO en HORN
  • Ken je verschillende observatiemethoden
  • Weet je waarom je een observatieplan gebruikt en hoe je deze in moet vullen

Slide 35 - Diapositive

We weten nu wat observeren is, toch? 
Laten we nog een laatste test doen.. 

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Vidéo

Slide 38 - Diapositive