Breuken 3

Breuken
Korte herhaling vorige week
Optellen/aftrekken niet gelijkwaardige noemer
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Breuken
Korte herhaling vorige week
Optellen/aftrekken niet gelijkwaardige noemer

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vorige lessen
Breuken basis
Breuken optellen/aftrekken gelijknamige noemer
Breuken optellen/aftrekken ongelijknamige noemer

Vandaag: Breuken als kommagetal/percentages 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld examenvragen

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

LESDOEL
 Ik kan een breuken omzetten naar een kommagetal op de rekenmachine zoals
3/4 = 3 : 4 = 0,75

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Breuken

:

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Breuken
1/2 deel
3/8 deel
5/6 deel
1/4 deel

Slide 7 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Breuken

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Optellen en aftrekken
  • Breuken moeten gelijknamig worden
  • Let op bijvoorbeeld: 20/4, dit zijn 5 helen. Je moet dit altijd checken als je een antwoord opschrijft.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


breuken optellen
52
+
101
A
153
B
105=21
C
52,5
D
1203

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions


breuken optellen
71
+
31
A
1211
B
102=51
C
217
D
2110

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Breuken optellen

51+162=
A
51+81=408+405=4013
B
5+161+2=213=71

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar of niet waar?
Bij breuken optellen en aftrekken moet de breuk gelijknamig zijn?
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de juiste breuk naar het bijbehorende kommagetal!
(sommige kommagetallen horen bij meerdere breuken!)
0,5
0,25
0,1
0,2
1/2
1/10
1/4
1/5
5/10

Slide 15 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions


Gebruik een veelvoorkomende breuk als tussenstap.
Sommige breuken kom je vaak tegen, waardoor je de samenhang tussen deze breuken en de bijbehorende procenten en kommagetallen al snel uit je hoofd kent.  1⁄4   is een veelvoorkomende breuk, die gelijk is aan het kommagetal 0,25. Als je dit weet kun je ook uitrekenen welk kommagetal gelijk is aan  3⁄4 .



Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Breuken
Breuken kun je omrekenen naar een decimaal getal
door de teller te delen door de noemer.

Met het decimale getal bereken je vervolgens
ook makkelijk het percentage.

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe zat het ook alweer?
Breuken bestaan uit twee getallen
die boven elkaar staan.
Een 'halve' is:

   1    (de teller)
     2  (de noemer)

Slide 18 - Diapositive

Hier zie je een halve als breuk genoteerd (spreek uit: één tweede).
De noemer geeft aan in hoeveel stukken het voorwerp, getal of de cirkel gebroken is.
De teller geeft aan hoeveel van die stukken er zijn.
Met rekenmachine
1 gedeeld door 2
= 0,5
= 50%

   1    (de teller)
     2  (de noemer)

Slide 19 - Diapositive

Hier zie je een halve als breuk genoteerd (spreek uit: één tweede).
De noemer geeft aan in hoeveel stukken het voorwerp, getal of de cirkel gebroken is.
De teller geeft aan hoeveel van die stukken er zijn.

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doel behaald?
Optellen/aftrekken breuken

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions