Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
Éléments de cette leçon
Trainingsleer
Herhalen
-trainingswetten
-overige factoren
-trainen van de aerobe capaciteit
-trainen in het melkzuursysteem
Slide 1 - Diapositive
Welke twee trainingen uit het melkzuursysteem ken je?
Slide 2 - Question ouverte
Hoe verbeter je de capaciteit in het melkzuursysteem?
Slide 3 - Question ouverte
Wat is de frequentie bij bloktraining?
A
1-2x
B
1-3x
C
2-3x
D
2x
Slide 4 - Quiz
Hoeveel % moet je geven bij bloktraining?
A
70%
B
80%
C
90%
D
100%
Slide 5 - Quiz
Hoe lang duren de oefeningen bij bloktraining?
Slide 6 - Question ouverte
Wat is het verschil in intensiteit als je tempotraining met bloktraining vergelijkt?
A
Geen verschil
B
Je moet steeds je topsnelheid halen
C
90% geven
D
60% geven
Slide 7 - Quiz
Buffering
Lactaathardheid
Gewenning
Neutraliseren
Tussen je oren
Afbraak
Slide 8 - Question de remorquage
Casus: een 800 meter loopster heeft een goede basissnelheid, maar komt pure snelheid te kort. Welk energiesysteem?
A
Zuurstof
B
Melkzuur
C
Creatinefosfaat
Slide 9 - Quiz
Casus: een 800 meter loopster heeft een goede basissnelheid, maar komt pure snelheid te kort. Capaciteit of vermogen verbeteren?
A
Capaciteit
B
Vermogen
Slide 10 - Quiz
Welke trainingsmethode is voor haar geschikt om haar doel te bereiken? Casus: een 800 meter loopster heeft een goede basissnelheid, maar komt pure snelheid te kort.
A
Bloktraining
B
Duurtraining 2
C
Tempotraining
D
Extensieve intervaltraining
Slide 11 - Quiz
FITT, i staat voor
A
Frequentie
B
Input
C
Intensiteit
D
Individu
Slide 12 - Quiz
Wat is het doel van hersteltraining?
Slide 13 - Question ouverte
Duurtraining 1
Duurtraining 2
Duurtraining 3
Extensieve interval
130-150sl/min
185-190sl/min
150-170sl/min
170-180sl/min
Slide 14 - Question de remorquage
Wat is bij een beginner de beweegtijd voor duurtraining 1?
A
10-30 min
B
20-60 min
C
30-90 min
D
40-50 min
Slide 15 - Quiz
Wat is bij gevorderden de beweegtijd voor duurtraining 1?
A
1 tot 2 uur
B
30 min - 1,5 uur
C
Altijd 2 uur
D
1 tot 3 uur
Slide 16 - Quiz
Trainingen voor het O2 systeem
Slide 17 - Carte mentale
Wat weet je van de intensiteit van duurtraining 1?
A
Laag
B
Hoog
C
Gemiddeld
D
Afwisselend
Slide 18 - Quiz
Wat is vooral het verschil tussen duurtraining 1 en 2?
A
Soort oefeningen
B
Intensiteit
C
Frequetie
D
Aantal trainingen
Slide 19 - Quiz
Wat weet je over de pauzes voor duurtraining 1 en 2?
A
Liever geen pauze
B
Elke 10 min, 1 minuut rust
C
Op de helft 5 minuten
D
Na elke kilometer pauze
Slide 20 - Quiz
Effecten duurtraining 2
Slide 21 - Carte mentale
Wat zijn de hartslagwaarden voor duurtraining 3?
Slide 22 - Question ouverte
Hoe lang duurt een duurtraining 3?
Slide 23 - Question ouverte
Effecten duurtraining 3
Slide 24 - Carte mentale
Hartslagwaarden extensieve interval?
Slide 25 - Question ouverte
Wat is de tijd voor extensieve interval training?
A
30-60 sec per herhaling, max 10 herhalingen
B
60-120 sec per herhaling, max 10 herhalingen
C
120-220 sec per herhaling, max 18 herhalingen
D
60-120 sec per herhaling, max 18 herhalingen
Slide 26 - Quiz
Welke trainingen in het O2 systeem zijn gericht op vermogen?
Slide 27 - Question ouverte
Welke trainingen in het O2 systeem zijn gericht op capaciteit?
Slide 28 - Question ouverte
Trainen
Slide 29 - Carte mentale
Welke trainingswetten ken jij?
Slide 30 - Carte mentale
Trainen op het moment dat je na het herstel net wat beter bent dan de vorige beginsituatie.
A
Supercompensatie
B
Duurzaamheid
C
Specificiteit
D
Verminderde meeropbrengst
Slide 31 - Quiz
Een sporter die al jaren sport heeft beoefent en een blessure krijgt, pakt na de blessure vaardigheden snel op.
A
Supercompensatie
B
Verminderde meeropbrengst
C
Duurzaamheid
D
Reversibiliteit
Slide 32 - Quiz
Conditieverbetering verdwijnt snel als je niet vaak traint of geblesseerd raakt.