G1 Les 4-2 Grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Deze les

Je maakt deze LessonUp-les zelfstandig. Als je ergens niet uit komt, vraag je om hulp aan mevr. Struik (via de hangout).

Deze les is een extra aanvulling op de lessen van vrijdag (grammatica bij mevrouw Hulsker).

Wat je leert ga ik nog niet verklappen..

Succes! Mevr. Struik

Peuterpraat

Een tweejarige peuter kan praten, maar spreekt nog niet zo heel goed Nederlands. 

Op de volgende slide zie je voorbeelden van peuterzinnetjes.

mama lief

papa slapen

ikke eten

auto toettoet

eten bah

poesje krabben

Opdracht

Op de volgende slide staan nog meer korte zinnetjes.  Bedenk wat de uitingen in het hoofd van de peuter kunnen betekenen.

Als je goed kijkt naar de betekenis kun je de kaartjes in twee gelijke groepen verdelen. 

Kijk naar de betekenis van de hele zinnetjes, dus niet alleen naar de betekenis van het eerste of het tweede woord!

Sleep de zinnetjes naar één van de twee vlakken. 

Begin met 'mama lief' en sleep die naar het gele vlak. 

mama lief

papa slapen

popje stout

meloen bah

tante zingen

Annie lachen

hondje blaffen

broertje boos

snoepje lekker

treintje tsjoektsjoek

Hier zie de juiste verdeling. Kijk nog eens goed naar de zinnen.

Bedenk welk woord je tussen de twee woorden van de zinnetjes kunt plaatsen om de betekenis uit te drukken. 

(dus mama … lief en papa … slapen).

Vul je antwoord in op de volgende slides.

mama lief

popje stout

meloen bah

snoepje lekker

broertje boos

papa slapen

Annie lachen

tante zingen

hondje blaffen

treintje tsjoektsjoek

mama.....lief
Welk woord vul je in op de puntjes?

papa....slapen
Welk woord vul je in op de puntjes?

Dit heb je ontdekt

Je hebt nu ontdekt dat een tweejarige peuter al twee soorten zinnen kan maken. Door twee woorden bij elkaar te zetten kan de peuter al twee verschillende betekenissen uitdrukken. Deze twee betekenissen vormen de basis van alle zinnen

die er bestaan. 

Vul op de volgende slide de twee betekenissen in.

Vul de twee betekenissen in. Doe dat zo:
betekenis 1 =
betekenis 2 =

Wat heb je geleerd..

... dat zinnen een betekenis van 'zijn' óf 'doen' hebben.

Dit wordt ook wel predicatie genoemd, wat latijn is voor gezegde. 

Daarover later meer...

Hoe nu verder..

Werk verder aan je huiswerk over zinsdelen, persoonsvorm en onderwerp (blz. 28-29)

Heb je vragen? Stel ze aan mevr. Struik