§5.3 - Plantaardig en dierlijk voedsel

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
5.3 Plantaardig en dierlijk voedsel
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
5.3 Plantaardig en dierlijk voedsel

Slide 1 - Diapositive

Doel 5.3
Je leert uit welke moleculen de voedingsstoffen zijn opgebouwd
Je leert wat de herkomst van voedingsstoffen is
Je leert welke voedingsstoffen in planten voorkomen

Slide 2 - Diapositive

Voedingsstoffen
De belangrijkste voedingsstoffen zijn:
  • Koolhydraten
  • Eiwitten
  • Vetten
  • Water
  • Mineralen
  • Vitaminen
  • Voedingsvezels

Slide 3 - Diapositive

Eiwitten (peptiden)
Kunnen van plantaardige en dierlijke oorspong zijn.
Bonen/ granen/ vlees (spieren)/ vis (spieren).

Slide 4 - Diapositive

Eiwitten (peptiden)
Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren (BINAS 67H1).
Hoogwaardige eiwitten hebben veel aminozuren die we nodig hebben (bijvoorbeeld kippenei).


Slide 5 - Diapositive

Eiwitten (peptiden)
Vertering
Translatie

Slide 6 - Diapositive

Eiwitten (peptiden)
De lever kan sommige aminozuren ombouwen tot een andere.
Dit zijn de niet-essentiële aminozuren.
Essentiële aminozuren moet je via je voeding binnenkrijgen (9 van de 20). 
Ongebruikte aminozuren worden verbrand (er is geen voorraad).

Slide 7 - Diapositive

Vetten (lipiden)
BINAS 67G1, 2, 3
Bestaan uit glycerol en 3 vetzuren.

Vetzuren kunnen verzadigd zijn en onverzadigd.
Onverzadigde vetzuren zijn meestal vloeibaar (olijfolie, zonnebloemolie), verzadigde zijn vaster (roomboter, spek, kokosvet).


Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Vetten (lipiden)
Essentiële vetzuren moet je via je voedsel binnenkrijgen.
Bijvoorbeeld omega-3 en omega-6.
Zit in vette vis, margarine (toegevoegd) en visoliecapsules.

Niet-essentiële vetzuren kan je lever zelf maken.

Slide 10 - Diapositive

Assimilatie/ dissimilatie
Assimilatie: complexe stoffen maken uit eenvoudige stoffen (bijvoorbeeld het bouwen van eiwitten uit aminozuren)
Dissimilatie: het afbreken van complexe stoffen naar eenvoudige stoffen (bijvoorbeeld de verbranding van suiker).

Slide 11 - Diapositive

Assimilatie/ dissimilatie
Assimilatie: kost energie
Dissimilatie: komt energie bij vrij (ATP)

Slide 12 - Diapositive

Plantaardig voedsel
Het grote verschil tussen planten- en dierencellen: celwand!


Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Celwand
De celwand ligt buiten de cel en bestaat uit tussencelstof.

De meeste stoffen in de celwand kunnen we niet verteren (en poepen we dus weer uit), dit noemen we de voedingsvezels.
Belangrijk!

Slide 15 - Diapositive

Celwand
Cellulose (in alle celwanden)
Lignine (houtstof, verdikte celwanden)
Pectine (plakstof)

Slide 16 - Diapositive

Vaatbundels
Houtvaten:
Water en mineralen van wortel naar
rest van de plant (omHoog)

Bastvaten: Water en suiker van blad naar rest van de plant (naar Beneden)

Slide 17 - Diapositive

Reservevoedsel
Planten slaan ook reservevoedsel op in de vorm van zetmeel.
In bijvoorbeeld wortelknollen
(aardappels).


Slide 18 - Diapositive

Bouwstoffen
Planten stoppen voldoende energie en goede bouwstoffen in hun zaden.
Bonen en granen bevatten daarom zetmeel, eiwitten en vetten.


Slide 19 - Diapositive

Doel 5.3
Je hebt geleerd uit welke moleculen de voedingsstoffen zijn opgebouwd
Je hebt geleerd wat de herkomst van voedingsstoffen is
Je hebt geleerd welke voedingsstoffen in planten voorkomen

Slide 20 - Diapositive

BINAS 5.3
BINAS 67F, G, H Bouw van koolhydraten, aminozuren en vetten
BINAS 79B Plantaardige cel



Slide 21 - Diapositive

Begrippen 5.3
hoogwaardige eiwitten, lever, (niet-)essentiële amminozuren, assimilatieproces, vetzuren, (on)verzadigd, atherosclerose, (niet-)essentiele vetzuren, celwanden, cellulose, voedingsvezels, lignine, pectine, tussencelstof, vaatbundels, houtvaten, bastvaten, water, mineralen, stengelknollen, reservevoedsel

Slide 22 - Diapositive

Huiswerk
In de online methode/ boek
Kies een leerweg (default B).
Vragen paragraaf 5.3


Slide 23 - Diapositive