Cellen, Diffusie en Osmose

Diffusie en osmose
Celmembranen en transport
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Diffusie en osmose
Celmembranen en transport

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
- Begrijpen hoe diffusie en osmose een rol spelen bij de waterhuishouding van cellen.
- Het effect kunnen uitleggen op een weefsel of organisme, wanneer deze in een oplossing bevindt met een bepaalde osmotische waarde.

Slide 2 - Diapositive

Diffusie
Bij diffusie en osmose is belangrijk:
- deeltjes (stoffen) bewegen willekeurig (vrij bewegen)
- Resultaat bij diffusie: gelijke verdeling.

Slide 3 - Diapositive

Osmose
Deeltjes kunnen zich niet vrij bewegen: alleen water.

Komt door semipermeabel membraan.

Osmotische waarde: hoeveelheid opgeloste stoffen tov van andere oplossing.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Plantaardige cel
Stevig als ze vol zitten met water.
Slap bij weinig water.

Belangrijk voor planten:
Cellen hogere osmotische waarde (hypotoon) dan omgeving.

Slide 6 - Diapositive

Dierlijke cellen
Verschrompelen bij weinig water.

Gaan kapot (lysis) bij veel water.

Belangrijk voor dierlijke cellen:
gelijke osmotische waarde (isotoon) met omgeving.

Slide 7 - Diapositive

Oefenvraag
Een plantaardige cel die in een vloeistof terecht komt vertoont het volgende:
Start afb. 1, 
na langere tijd afb. 3.
- Heeft de omringende vloeistof een hogere of lage osmotische waarde?
- Leg je antwoord uit.

Slide 8 - Diapositive

Oefenvraag
Als ik een dierlijke cel in een hypotonische oplossing doe. 
- Waar verplaatst water zich naar toe?
- Wat is het effect op de cel?

Slide 9 - Diapositive

3 vragen
1. Als ik twee bakken heb waar een semipermeabel membraan tussen zit, wat gebeurt er in deze situatie?

Welke stof verplaatst? Waarom? Eindresultaat?

Slide 10 - Diapositive

3 vragen
2. Een dierlijke cel bevindt zich in een vloeistof met een onbekende osmotische waarde. Na verloop van tijd krimpt de cel. Heeft de vloeistof een hogere of lagere osmotische waarde dan cel? Leg uit hoe je dit weet.

Slide 11 - Diapositive

3 vragen
3. Een plantaardige cel wordt in een vloeistof met een lage osmotische waarde gestopt. Wat gebeurt er met de cel en waarom? 
Geef in je uitleg aan: 
- of de vloeistof hyper-, iso- of hypotoon is tov de cel, 
- hoe we deze situatie waarin de cel zich uiteindelijk in bevindt noemen (turgor, grensplasmolyse of plasmolyse).

Slide 12 - Diapositive