BLOK 2 GRAMMATICA - II


1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon


Slide 1 - Diapositive

Aan het einde van deze paragraaf:
- kun je in een zin verschillende werkwoordsvormen herkennen en benoemen.
- kun je in een zin de persoonsvorm benoemen.
- kun je de tijdproef uitleggen en toepassen. 

Blok 2 GRAMMATICA........ doelen

Slide 2 - Diapositive

even herhalen.....
Weet je het nog?

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Lien

tegenwoordige tijd - verleden tijd

Een werkwoord kan vertellen wat iemand nu doet of wat er nu gebeurt.

Een werkwoord kan ook vertellen wat iemand gedaan heeft of wat er al is gebeurd.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Lien

even oefenen:

Zo meteen krijg je 4 zinnen.

Jij zet de zin in de andere tijd.

Dus: van tegenwoordige tijd naar verleden tijd.

of

van verleden tijd naar tegenwoordige tijd.

Slide 7 - Diapositive

Onze mentor vertelt een spannend verhaal.

Slide 8 - Question ouverte

Ik hoorde de zoemer niet.

Slide 9 - Question ouverte

Aan de slag!
Maak opdracht 9, 10 en 11 op blz. 60 t/m 62.
(je mag zachtjes overleggen)

Klaar? Ga iets - in stilte - voor jezelf doen.


Slide 10 - Diapositive

Hoe herken je de persoonsvorm in een zin?

Slide 11 - Carte mentale

De persoonsvorm is de vorm van het werkwoord die je in de    
tegenwoordige en verleden tijd kunt schrijven.
De persoonsvorm.
hij loopt, hij liep.....
ik werk, ik werkte

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Lien

persoonsvorm:

- kun je in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd schrijven.

- staat vooraan in de zin bij een vraagzin.

- staat er 1 werkwoord in de zin, dan is dat automatisch de persoonsvorm





persoonsvorm - heel werkwoord - voltooid deelwoord
persoonsvorm
ik loop naar school  (tegenwoordige tijd)
Ik liep naar school (verleden tijd)
Loop ik naar school? (vraagzin)

Slide 14 - Diapositive

Ik zou mijn broertje van school ophalen.
Wat is de pv?
A
mijn
B
zou
C
ik

Slide 15 - Quiz

Ik ga hardlopen.

Wat is de pv?
A
Ik
B
hardlopen
C
ga

Slide 16 - Quiz

Wij hebben een toets gemaakt.

Wat is de pv?
A
hebben
B
toets
C
wij

Slide 17 - Quiz

Zij fietsen elke dag.

Wat is de pv?
A
fietsen
B
dag
C
zij

Slide 18 - Quiz

Stop je Ipad in je tas en maak:

Opdracht 12 t/m 16 (blz. 62 t/m 64)

Klaar? Ga leren voor de toets

Slide 19 - Diapositive