hst 1 Artikelen in een winkel

Artikelen in een winkel
Hoofdstuk 1 Retail & Styling
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Artikelen in een winkel
Hoofdstuk 1 Retail & Styling

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Weet je het nog?
Schrijf op wat elk artikel betekent.
  1. Standaardartikelen
  2. Rand- en nevenartikelen
  3. Complementaire artikelen
  4. Concurrende artikelen
  5. Follow-up artikelen
  6. Prijsaanbiedingen
  7. Rage-artikelen
  8. Impulsartikelen
  9. Nieuwe artikelen
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je leert:
  • Hoe een assortiment is opgebouwd
  • Wat een kernassortiment is
  • Wat een randassortiment is
  • Wat voor artikelen op de assortimentenlijst staan
  • Welke soorten merken er zijn
  • Wat voor soorten logo's er zijn

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het assortiment
= bestaat uit alle artikelen die een retailer aanbiedt in zijn winkel
         P van product (marketingmix)

Wat weet je al?
Breed assortiment = heel veel verschillende artikelen
Smal assortiment = een paar soorten artikelen
Diep assortiment = meerdere soorten van een bepaald artikel
Ondiep assortiment = 1 soort van een bepaald artikel

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar kun je een assortiment vinden?
Detailhandel food
Detailhandel non-food

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een goed assortiment?
  • Actueel en modern
  • Aangepast aan de marktpositie
  • Afgestemd op de doelgroep
  • Overzichtelijk

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld opbouw assortiment
- Assortiment = schoenen
- Assortimentsgroep = vrouwenschoenen
- Artikelgroep = Laarzen
- Artikelsoort = Verschillende soorten laarzen (lage, cowboy enz)
- Artikel variëteit = meerdere cowboy laarzen 

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kern- en randassortiment

Kernassortiment: Het assortiment dat de klant in ieder geval bij een winkel verwacht.


Randassortiment: Artikelen die niet bij het kernassortiment horen, zoals een tas die je koopt in een kledingwinkel.



      Alle kern en randassortiment artikelen staan op een assortimentenlijst

Slide 9 - Diapositive

Kernassortiment = 80%
Randassortiment = 20%
Assortimentslijst
De assortimentslijst is een overzicht van alle artikelen. Dit zijn er 9, die we verder toelichten in de volgende dia's.
  1. Standaardartikelen
  2. Rand- en nevenartikelen
  3. Complementaire artikelen
  4. Concurrende artikelen
  5. Follow-up artikelen
  6. Prijsaanbiedingen
  7. Rage-artikelen
  8. Impulsartikelen
  9. Nieuwe artikelen

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Standaardartikelen
= Artikel dat vast in het assortiment zit. Hoort bij het kernassortiment.

Denk aan truien, broeken, 
vesten in een modezaak.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

2. Rand- of nevenartikelen
= Een artikel dat naast de standaardartikelen wordt verkocht. 

Denk bijvoorbeeld aan 
schoenen en tassen 
die worden verkocht in de
kledingwinkel Zara.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

3. Complementaire artikelen
= Een artikel dat je 'erbij' verkoopt, is een complementair artikel.

Voorbeeld is een riem die je 
bij een spijkerbroek koopt 
of een bel bij een fiets.

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

4. Follow-up artikelen
= speciaal soort complementair artikel. Het is een artikel dat nodig is om het hoofdartikel te kunnen gebruiken.

Denk aan een opzetborstel bij een elektrische tandenborstel
of koffiefilters die nodig zijn bij een koffiezetapparaat.

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

5. Concurrende artikelen
= Een artikel dat je verkoopt naast artikelen die heel erg erop lijken.

Een voorbeeld kan zijn een camera,
maar ook meerdere merken 
shampoo of verschillende
merken spijkerbroeken.

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

6. Prijsaanbiedingen
= Een artikel dat in de aanbieding is.

Artikelen kunnen blijvend in prijs
verlaagd worden om klanten te 
lokken en om extra artikelen te 
verkopen. Maar artikelen kunnen ook
alleen in een bepaalde week 
goedkoper zijn.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

7. Rage-artikelen
= Een artikel dat inhaakt op een bepaalde rage. Een rage is iets dat in korte tijd heel erg populair wordt.

Een voorbeeld is Frozen.
Een Disney-film die erg populair is.
Er worden verschillende artikelen verkocht met 
de figuren uit de film erop.

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

8. Impulsartikelen
= Een artikel dat je in een opwelling koopt, zonder dat je het van tevoren van plan was.

Denk aan artikelen op het display bij
de kassa, waarop bijvoorbeeld
snoep en chocoladerepen staan.
Of bakken met artikelen in het gangpad
of bij de winkelingang.

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

9. Nieuwe artikelen
= Zijn artikelen die nieuw in de collectie komen.

Meestal krijgen ze eerst een goede
plek in de winkel, zodat ze extra 
opvallen. Als het goed verkoopt,
neemt de winkel ze in het assortiment
op. Als ze slecht verkopen, verdwijnen
ze weer.

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

assortiment lengte en samenhang 

Assortiment lengte: is het totaal aantal artikelen in een assortiment


Assortimentsconsistentie:  zegt iets over de samenhang tussen artikelen in de winkel.



      

Slide 20 - Diapositive

Kernassortiment = 80%
Randassortiment = 20%
Merkenbeleid
Er zijn 2 soorten merken:
  1. Fabrikantenmerken = een merk dat de fabrikant aan een artikel geeft. 
  • A-merk = Merk dat heel bekend is bij alle consumenten. Er wordt veel reclame voor het artikel gemaakt en het heeft een hoge prijs.
  • B-merk = Merk dat wat goedkoper is dan een A-merk en minder bekend. De kwaliteit is (vrij) goed en de prijs gemiddeld.
  • C-merk = Onbekend merk met een lage prijs en vaak ook een lage kwaliteit.
    2. Huismerken = Eigen merk van een winkel. De kwaliteit van een huismerk is vaak bijna net zo goed als die van een A-merk, maar de prijs is lager. Dit noemen we ook wel een winkelmerk.

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Merken
Fabrikantenmerk
Huismerk        
A-merk
B-merk
C-merk

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Woordmerk
2. beeldmerk
3. Combi

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een artikel dat vast in het assortiment zit, noemen we een ...
A
standaard artikel
B
concurrerend artikel
C
complementair artikel

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aftershave is een standaardartikel bij Etos.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een artikel dat je 'erbij' koopt is een voorbeeld van een ...
A
Complementair artikel
B
Follow up artikel
C
Concurrerend artikel

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welke merksoort is de prijs van het artikel vrij hoog?
A
A merk
B
B merk
C
C merk

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe verschilt een beeldmerk logo van een woordmerk logo?
A
Een beeldmerk bestaat uit een symbool of icoon.
B
Een woordmerk is altijd in hoofdletters
C
Een beeldmerk heeft meer typografische variatie
D
Een woordmerk heeft meer kleurvariaties

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions