2.1 Groepsvorming

§2.1 Groepsvorming
1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 8 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

§2.1 Groepsvorming

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Inhoud van de les:
2.1 Groepsvorming

Na deze les weet je:
- Welke soorten bindingen er zijn
- Hoe groepsvorming tot stand komt
- Wat in en uitsluiting betekenen
- Hoe sociale controle werkt
-wat het verschil is tussen stereotypering en vooroordelen

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Binding
Binding verwijst naar de relatie en onderlinge afhankelijkheden:
  • Tussen mensen in een gezin of familie,
  • Tussen leden van een groep, 
  • in de maatschappij,
  • Op het niveau van de staat.

Bijvoorbeeld: Nederlanders voelen zich verbonden doordat we allemaal Nederlanders spreken en dezelfde cultuur hebben.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Met wie voel jij je verbonden?

Slide 4 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Afhankelijkheden
Bindingen ontstaan op verschillende niveaus.
  • Macro niveau - samenleving / internationaal
  • Meso niveau - groep, gezin, voetbalteam

Interdependentie = wederzijdse afhankelijkheid

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Het zingen van het volkslied is een voorbeeld van binding op:
A
Micro niveau
B
Meso niveau
C
Macro niveau

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

'You'll never walk alone' zingen is een voorbeeld van binding op:
A
Micro niveau
B
Meso niveau
C
Macro niveau

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Typen bindingen
Mensen zijn afhankelijk van anderen en daardoor aan elkaar verbonden. Er zijn vier soorten bindingen:
  1. Affectieve bindingen
  2. Cognitieve bindingen
  3. Economische bindingen
  4. Politieke bindingen

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Affectieve binding
Emotionele binding. Affectieve bindingen verwijzen naar gevoelens om ergens bij te horen.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Met wie heb jij een affectieve binding?

Slide 13 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Cognitieve binding
Binding op het gebied van kennis. Mensen zijn afhankelijk van anderen die hen iets leren.

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem concrete voorbeelden van mensen waarmee jij een cognitieve binding kan hebben?

Slide 15 - Carte mentale

Bijv. je leraar, sporttrainer, je ouders, je juf of meester
Economische binding
Binding die te maken heeft met werk, met goederen of diensten die nodig zijn voor het bestaan.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef een voorbeeld van een economische binding.

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Politieke binding
Binding die te maken heeft met zaken die geregeld moeten worden op het gebied van bijvoorbeeld onderwijs, zorg, verkeer en veiligheid. Ze kunnen alleen worden geregeld door de overheid die over macht bezit.

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Om welk type binding gaat het?
'Bij deze binding gaat het om collectieve goederen en diensten.'
A
Affectieve binding
B
Cognitieve binding
C
Economische binding
D
Politieke binding

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Om welk type binding gaat het?
'Kinderen leren lezen met behulp van hun leerkracht.'
A
Affectieve binding
B
Cognitieve binding
C
Economische binding
D
Politieke binding

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Om welk type binding gaat het?
'Voor het leggen van elektriciteit is een leerkracht (over het algemeen) afhankelijk van een elektricien.'
A
Affectieve binding
B
Cognitieve binding
C
Economische binding
D
Politieke binding

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Om welk type binding gaat het?
'Bij je vriendengroep heb je vaak het gevoel dat je er wel bij hoort.'
A
Affectieve binding
B
Cognitieve binding
C
Economische binding
D
Politieke binding

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Kan een binding ook uit meerdere typen bindingen bestaan? Leg uit.

Slide 23 - Question ouverte

Antwoord: zie filmpje

Slide 24 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Groepsvorming
Bindingen tussen meer dan twee mensen die tot stand komen doordat ze elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen.

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welke groepen kan je allemaal horen?

Slide 26 - Carte mentale

  • Groepen jongeren die op het schoolplein roken 
  • Supporters in een stadion die hun favoriete club toezingen
Binding zoekt groep
Bindingen kunnen ertoe leiden dat mensen een groep vormen.

Bijvoorbeeld wanneer:
  • Ze iets met elkaar delen (zoals: zelfde hobby of interesse)
  • Ze dezelfde waarden hebben (zoals: geloof of dierenwelzijn)
  • Ze dezelfde belangen hebben (zoals: werknemers)
  • Ze gelijke ervaringen hebben (zoals: soldaten)

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 29 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe zie je groepsvorming terug bij het gala van het RSC (Rotterdamsch Studentencorps)?

Slide 30 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Ingroup
Mensen die bij de 
groep horen
Outgroup
Mensen die niet bij de groep horen

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In-group
De groep waar je bij hoort, wordt de in-group genoemd. 
Met deze groep heb je:
  • Binding (dus ook: gemeenschappelijke sociale identiteit)
  • Loyaliteit

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Sociale controle
Om de groepsregels te handhaven, als mensen anderen ertoe brengen (of dwingen) zich te houden aan de normen van de groep.

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Informele sociale controle
Dit vindt plaats wanneer groepsleden elkaar wijzen op de waarden en normen van de groep.

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Formele sociale controle
Dit vindt plaats wanneer mensen vanuit hun beroep of functie anderen op de regels wijzen.

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Om welke sociale controle gaat het als een leerkracht een leerling voor de laatste keer waarschuwt.
A
Informele sociale controle
B
Formele sociale controle

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Om welke sociale controle gaat het als een buurvrouw haar buurman aanspreekt op de hondenpoep die de buurman niet opruimt?
A
Informele sociale controle
B
Formele sociale controle

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef
Geef een voorbeeld van informele sociale controle.

Slide 38 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef
Geef een voorbeeld van formele sociale controle.

Slide 39 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Ingroup
Mensen die bij de 
groep horen
Outgroup
Mensen die niet bij de groep horen

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stereotypen
Vaststaande gegeneraliseerde beelden (beelden waar iedereen van de groep aan voldoet) en ideeën over een groep mensen (alle Nederlanders lopen op klompen).

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Welke vrouw luistert er het liefst naar rockmuziek?
A
B
C
D

Slide 42 - Quiz

Het antwoord van de leerlingen is waarschijnlijk gebaseerd op een vooroordeel: mensen met tattoos zijn stoer en luisteren naar rockmuziek

Slide 43 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem een voorbeeld van een stereotype

Slide 44 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Vooroordelen
Vooringenomen meningen over een groep mensen. Bijvoorbeeld: alle meisjes zijn zwak in wiskunde.

Slide 45 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 46 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Niet meer bij de groep
Er zijn situaties waarin personen niet (meer) bij een groep horen:

  1. Er niet meer bij kunnen horen. (Afhaken = niet per se eigen keuze)
  2. Er niet meer bij mogen horen. (Uitsluiting = geen eigen keuze)
  3. Er niet meer bij willen horen. (Dropping out = eigen keuze)

Slide 47 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 48 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Formele en informele groepen
Formele 
groepen
Informele 
groepen
  • Er is sprake van een hiërarchie
  • Alle leden van de groep hebben een rol
  • Regels zijn vastgelegd op papier
  • Er zijn doelen en normen voor de groep
  • Mensen kennen elkaar goed
  • Mensen voelen zich emotioneel verbonden met elkaar
  • Geen officiele of vastliggende afspraken

Slide 49 - Diapositive

Samenvatting van de vorige dia
Informele groepen
Formele groepen
Er is sprake van een hiërarchie
Alle leden van de groep hebben een rol
Er zijn doelen en normen voor de groep
Regels zijn vastgelegd op papier
Mensen kennen elkaar goed
Mensen voelen zich emotioneel verbonden met elkaar
Geen officiele of vastliggende afspraken

Slide 50 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk
Samenvatten 2.1
maken opdracht: 1, 3 en 5

Slide 51 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions