Verkoopvaardigheden H 1.4

• Handel
• MBO
• Studiejaar 2

Hoofstuk 1.4

Nulmeting Stellingen

Wat weet jij al over het vak Verkoper?

15 stellingen, juist of onjuist.

1. Voor verkoper moet je echt in de wieg zijn gelegd: je kunt het niet leren.

1. Juist
2. Onjuist

2. Een goede verkoper kan goed luisteren.

1. Juist
2. Onjuist

3. Bij verkopen gaat het er vooral om, om zoveel mogelijk aan de klant aan te smeren.

1. Juist
2. Onjuist

4. Bij het begin van een verkoopgesprek is het goed om direct ter zake te komen.

1. Juist
2. Onjuist

5. Als een klant bezwaren heeft tegen jouw product of dienst, betekent dat dat hij niet geïnteresseerd is.

1. Juist
2. Onjuist

6. Een verkoopgesprek gaat vaak volgens een vast stramien.

1. Juist
2. Onjuist

7. Hoewel er verschillende klanttypen bestaan, hoef je daar geen rekening mee te houden tijdens je verkoopgesprek.

1. Juist
2. Onjuist

8. Een verkoopgesprek kun je voorbereiden.

1. Juist
2. Onjuist

9. Als je klant niet koopt na je gesprek, is deze klant in de toekomst niet interessant.

1. Juist
2. Onjuist

10. Als je over een goede babbel beschikt, ben je al voor 90% een goede verkoper.

1. Juist
2. Onjuist

11. Soms moet je als verkoper proberen de klant over de streep te trekken.

1. Juist
2. Onjuist

12. Een goede verkoper probeert altijd de duurste dienst of het duurste product te verkopen.

1. Juist
2. Onjuist

13. Het initiatief tijdens een verkoopgesprek ligt meestal bij de klant.

1. Juist
2. Onjuist

14. Het is onbeleefd of tijdens een verkoopgesprek meer proberen te verkopen dan wat de klant aanvankelijk aangaf te willen.

1. Juist
2. Onjuist

15. Tijdens een verkoopgesprek mag je best liegen of overdrijven.

1. Juist
2. Onjuist