Definitieve IO les 7 november

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
GeneeskundeHBOStudiejaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

IO les 7 november

Dhr. K. Bouter

Slide 2 - Diapositive

Wat voor hartritme zie je op het plaatje?
A
Atriumflutter
B
Ventrikeltachycardie
C
Atriumtachycardie
D
Atriumfibrilleren

Slide 3 - Quiz

Casus
Dhr. Bouter is 3 dagen geleden postoperatief op de IC opgenomen na een aortaklep vervangen, mitralisklepplastiek en een CABG.  

Postoperatief: hemodynamische instabiliteit waarvoor hoge doseringen noradrenaline en veel vulling (NaCl en ringerlactaat). Gisterochtend leek de situatie zich te stabiliseren, maar er ontstond plotseling atriumfibrilleren waarvoor de dhr. Bouter amiodaron iv. krijgt. 

Slide 4 - Diapositive

Waarom heeft dhr. Bouter een thoraxdrain postoperatief?

Slide 5 - Question ouverte

Interpretatie a.d.h.v. de ABCDE methodiek

Slide 6 - Diapositive

ABCDE
A: Geïntubeerd --> ademweg is vrij
B: SpO2 96% bij beademing -> kan duiden op infectie; basaal rechts verminderd longgeluid + crepitaties -> duidt mogelijk op vocht in de longen; Af 22 p/m -> verhoogd, door koorts/stress. 
C: Hf 98sl/m irregulair -> hoge en irregulaire hartslag t.g.v. afib; Atriumfibrilleren (Afib) -> hartritmestoornis, komt voor bij 30% v/d patiënten na een hartoperatie; RR91/57 (68) -> lage MAP, kan duiden op ondervulling; CRT > 3sec -> is verlengd door vasoconstrictie, hierdoor ook bleke huid te zien; Oedeem over gehele lichaam + diurese nihil -> kan duiden nieraandoeningen, vocht vasthouden symptoom Afib; Bolle licht gespannen buik --> oedeem in de buikholte.
D: EMV 3-4-T -> t.g.v. sedatie en intubatie.
E: Temp 38,1 -> koorts, mogelijk door infectie; gering productie thoraxdrain met sereus vocht -> normaal. 

Slide 7 - Diapositive

Redenen waarom dhr. Bouter mogelijk weinig plast?
- Hypovolemie
- Cardiogene oorzaken
- Medicatie
- Acuut nierletsel
- Vochtstatus
- Verstopte katheter

Slide 8 - Diapositive

Kenmerken van een acute nierinsufficiëntie (AKI)

Slide 9 - Question ouverte

Nierfalen
- Acuut nierfalen (AKI) kan ontstaan door 3 oorzaken: 
Pre-renaal = worden veroorzaakt door problemen die de bloedtoevoer verminderen, zoals ernstige uitdroging/hypovolemie/hartfalen/vaatvernauwing
Renaal = wordt veroorzaakt door directe schade aan de nieren zelf door bijv. medicijnen, contrastmiddelen of infecties
Postrenaal = wordt veroorzaakt door belemmeringen in de urinewegen, zoals nierstenen, prostaatvergroting of tumoren.

Hemolytisch-uremisch syndroom (HUS) en giftige nierbeschadiging vallen onder AKI.

Slide 10 - Diapositive

Nierfalen
Chronisch nierfalen (CKD) = een langzaam progressieve aandoening waarbij de nierfunctie geleidelijk afneemt over een periode van maanden tot jaren. Het kan het gevolg zijn van aandoeningen zoals diabetes, hypertensie, glomerulonefritis (nierfilterontsteking) en polycystische nierziekte (ziekte waarbij cysten in de nieren vormen).


Nefrotisch syndroom, diabetische nefropathie, auto-immuunziekten (lupus nefritis), hypertensieve nefropathie en polycystische nierziekte vallen hieronder. 

Slide 11 - Diapositive

Welke functies hebben de nieren?

Slide 12 - Question ouverte

Wat is de klaringsfunctie?
A
De hoeveelheid urine dat geproduceerd wordt door de nieren.
B
Het vermogen v/d nieren om bloed te zuiveren door afvalstoffen te filteren en uit te scheiden via de urine.
C
Het reguleren van de hoeveelheid vocht door de reabsorptie van water aan te passen.
D
Het aantal opgeloste deeltjes die zijn opgelost per kilogram urine.

Slide 13 - Quiz

De productie van urine is bepaling voor de nierfunctie
A
Eens
B
Oneens

Slide 14 - Quiz

Vormen van nierfunctie vervangende therapie
- Hemodialyse
- Peritoneale dialyse
- Niertransplantatie
- Continu ambulante peritoneale dialyse (CAPD)
- Intermittente peritoneale dialyse (IPD)
- CVVH: continu ven-veneuze hemofiltratie

Slide 15 - Diapositive

Welke vorm komt het meest voor op de IC en het meest geschikt voor dhr. Bouter?
Hemodialyse
CAPD
IPD
CVVH
Peritonelae dialyse

Slide 16 - Sondage

De zorgthema's

Slide 17 - Diapositive

Hoe staat het met de motivatie?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Sondage

Normale diurese
Polyurie
Anurie
Oligurie
<100ml/24 uur
<400ml/24 uur
800-2000ml/24 uur
>3000ml/24 uur

Slide 19 - Question de remorquage

RAAS: leg uit hoe het RAAS systeem werkt (gebruik de begrippen: renineproductie, angiotensine I, angiotensine II, vasoconstrictie, aldosteron)

Slide 20 - Question ouverte

Op welke wijze reguleert je lichaam nog meer je bloeddruk?
A
Thyreoïdstimulerend hormoon (TSH)
B
Spironolacton hormoon (SH)
C
Oli-anurgeen hormoon (OAH)
D
Antidiuretisch hormoon (ADH)

Slide 21 - Quiz

Druk in de nierbuisjes wordt verhoogt, waardoor er water uit het omringende weefsel naar de nierbuisjes wordt getrokken.
werken door reabsorptie van natrium en chloride, in de dikke opstijgende lis van Henle, in de nieren remmen. Dit leidt tot een krachtige diuretische werking.
Blokkeren de werking van aldosteron, zodat natrium uitgescheiden kan worden.
Remmen de reabsoptrie van natrium in de tubuli van de nieren. Hierdoor blijft meer natrium achter > verhoogde urineproductie
Thiazidediuretica
Lisdiuretica
Kaliumsparende diuretica
Osmotische diuretica

Slide 22 - Question de remorquage

Slide 23 - Diapositive

Welke bijwerkingen kunnen diuretica hebben?

Slide 24 - Diapositive

Hoe is de verdeling van het lichaamswater van de mens? (Intra-, extra- & trans cellulair)

Slide 25 - Question ouverte