Oefenen leesvaardigheid
1 / 19
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
1. Welke manier van inleiden gebruikt de schrijver?
Slide 3 - Question ouverte
2. In regel 11 staat een signaalwoord. Schrijf het signaalwoord en het bijbehorende verband op.
Slide 4 - Question ouverte
3. Schrijf alle delen van het verband op.
Slide 5 - Question ouverte
4. Hoe worden alinea 3 en 4 met elkaar verbonden?
Slide 6 - Question ouverte
5. Noteer het woord/ de woorden waar dat uit blijkt.
Slide 7 - Question ouverte
Slide 8 - Diapositive
1. Op welke manier geeft de schrijver de inleiding vorm?
Slide 9 - Question ouverte
2. Noteer de kernzin van alinea 2.
Slide 10 - Question ouverte
4. Welke verbindingsmanier gebruikt de schrijver tussen de tweede en de derde alinea?
Slide 11 - Question ouverte
5. Noteer de kernzin van alinea 3.
Slide 12 - Question ouverte
6. Is de volgende zin uit alinea 4 een hoofdzaak of een bijzaak? 'We zijn ons bewust van onze emoties, denken erover na en passen ons gedrag soms aan op basisvan dat gepeins: zegt hij. (r. 25-27)
Slide 13 - Question ouverte
7. In alinea 5 staat een opsomming. Noteer het woord/de woorden waaruit dat blijkt.
Slide 14 - Question ouverte
8. Noteer de delen van de opsomming.
Slide 15 - Question ouverte
9. Welke verbindingsmanier gebruikt de schrijver tussen de vijfde en de zesde alinea?
Slide 16 - Question ouverte
10. Noteer het woord waar dat uit blijkt.
Slide 17 - Question ouverte
11. Past de titel goed bij de tekst?
