120. Deel 7b, blok 4, week 1 Les 2 breuken gelijk maken

• Rekenen
• Basisschool
• Groep 8

3/5 + 3/5 =

Vereenvoudig de breuk!

BREUKEN vergelijken en ordenen

Domein 1 getallen

Breuken deel 4

3/4 is ... dan 2/3

1. groter dan
2. kleiner dan
3. gelijk aan

Wat zijn ongelijknamige breuken ook alweer?

Vereenvoudigen

De eenvoudigste vorm is een breuk waarbij de teller en de noemer zo klein mogelijke zijn.

Met breuken vereenvoudigen wordt het zo klein mogelijk maken van breuken bedoeld.

DE GGD (grootste gemeenschappelijk deler).

- Kijk goed naar de teller en de noemer !

- Door welk getal kan je  zowel de telller als de noemer delen?

Breuken vereenvoudigen

Vereenvoudig 5/10

Wat leren we vandaag?

Ik kan  breuken vergelijken en ordenen door ze gelijknamig te maken.

Ongelijknamige breuken bestaan uit delen die niet even groot zijn. Je kunt ze daarom niet zomaar bij elkaar optellen of van elkaar aftrekken.

We gaan nu oefenen!

Gebruik het wisbord !!!

Breuken gelijk maken?

Maak de breuken gelijknamig.

1. vermenigvuldig de noemers

met elkaar

2. vermenigvuldig de noemer van A met de teller van B. Dit wordt de nieuwe teller van B.

3. vermenigvuldig de noemer van B met de teller van A Dit wordt de nieuwe teller van A.

A

B

Maak de breuken gelijknamig.

1. vermenigvuldig de noemers

met elkaar

2. vermenigvuldig de noemer van A met de teller van B. Dit wordt de nieuwe teller van B.

3. vermenigvuldig de noemer van B met de teller van A Dit wordt de nieuwe teller van A.

Nu jij?

Maak de breuken gelijknamig.

1. vermenigvuldig de noemers

met elkaar

2. vermenigvuldig de noemer van A met de teller van B. Dit wordt de nieuwe teller van B.

3. vermenigvuldig de noemer van B met de teller van A Dit wordt de nieuwe teller van A.

Nog een?

Maak de breuken gelijknamig.

1. vermenigvuldig de noemers

met elkaar

2. vermenigvuldig de noemer van A met de teller van B. Dit wordt de nieuwe teller van B.

3. vermenigvuldig de noemer van B met de teller van A Dit wordt de nieuwe teller van A.

Reken uit?

Leg aan elkaar uit hoe je dit hebt uitgrekend.

kleiner dan

Juf doet het voor.

Wat moet ik eerst doen?

GEEN VAN ALLEN.

Ze eten even veel

Tekst

Wie eet het meest?

Of eten ze evenveel?

Nu samen

Wie eet het meest?

Of eten ze evenveel?

GEEN VAN ALLEN.

Ze eten even veel

Nu jullie?

Leg aan elkaar uit hoe je dit hebt uitgerekend?

Wie eet het meest?

Of eten ze evenveel?

Sarah

Nu jij?

Wie eet het meest?

Of eten ze evenveel?

Ze eten evenveel

Nog een som?

Wie eet het meest?

Of eten ze evenveel?

Ze eten evenveel

Deel 7b, blok 4,

week 1-Les 2

    OPGAVE 1 en 2
    opgave 3
    plussen
    opgave 0

Als je 3 fouten achter elkaar maakt vraag je de juf om hulp.