Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
5.3.3. onderwerp, persoonsvorm
5.3.3. onderwerp, persoonsvorm
1 / 24
suivant
Slide 1:
Diapositive
Taal / spelling
Basisschool
Groep 3,5,6
Cette leçon contient
24 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
30 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
5.3.3. onderwerp, persoonsvorm
Slide 1 - Diapositive
Persoonsvorm
Is
altijd
een werkwoord.
Geeft aan wat iets of iemand doet.
Kun je vinden door:
1) een vraagzin te maken
2) de tijd van de zin te veranderen
Slide 2 - Diapositive
Persoonsvorm
Vind de persoonsvorm in de volgende zin:
Wat is het toppunt van nieuwsgierigheid?
Slide 3 - Diapositive
Ik maak pannenkoeken met appel.
Slide 4 - Question ouverte
Papa klopte het beslag.
Slide 5 - Question ouverte
Daarna schilde hij de appels.
Slide 6 - Question ouverte
Ik giet het beslag in de koekenpan.
Slide 7 - Question ouverte
De appels krijgen al snel een kleurtje.
Slide 8 - Question ouverte
Hopelijk blijft de pannenkoek heel.
Slide 9 - Question ouverte
Onderwerp
Onderwerp geeft aan WIE of WAT iets doet.
Kun je vinden door te vragen:
wie of wat + persoonsvorm
Slide 10 - Diapositive
Onderwerp
Wat is het onderwerp in de volgende zin?
Wie of wat + persoonsvorm.
Daar ligt het gewone potlood.
Slide 11 - Diapositive
In de straat stonden de zakken klaar.
Slide 12 - Question ouverte
Henk bestuurde de vuilnisauto.
Slide 13 - Question ouverte
Job gooide een zak in de wagen.
Slide 14 - Question ouverte
Ineens scheurde de vuilniszak open.
Slide 15 - Question ouverte
Miauw! Het katje sprong eruit.
Slide 16 - Question ouverte
Nu zijn ze altijd met z'n drietjes.
Slide 17 - Question ouverte
Grammatica
alles door elkaar
Slide 18 - Diapositive
Wat is het werkwoord in de zin?
Oom Jan maait het gras in de achtertuin.
A
Jan
B
maait
C
gras
D
achtertuin
Slide 19 - Quiz
Wat is het bijv. naamwoord in de zin?
Anna heeft groene ogen.
A
Anna
B
heeft
C
groene
D
ogen
Slide 20 - Quiz
Wat is het zelfst. naamwoord in de zin?
Morgen heb ik een moeilijke toets.
A
Morgen
B
ik
C
moeilijke
D
toets
Slide 21 - Quiz
Wat is het lidwoord in de zin?
Heb jij het journaal gezien?
A
Heb
B
jij
C
het
D
journaal
Slide 22 - Quiz
Wat is de persoonsvorm in de zin?
Hij verkoopt van alles op de rommelmarkt.
A
Hij
B
verkoopt
C
alles
D
rommelmarkt
Slide 23 - Quiz
Wat is het onderwerp in de zin?
Hoog in de lucht cirkelt een roofvogel.
A
Hoog
B
de lucht
C
cirkelt
D
een roofvogel
Slide 24 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
T2L9: Supertalenten
February 2023
- Leçon avec
10 diapositives
Nederlands
Lager onderwijs
Pannenkoekendag
February 2024
- Leçon avec
19 diapositives
par
LessonUp Inspiratie
Burgerschapskunde
Verzorging
Basisschool
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Groep 5-8
Leerjaar 1-3
LessonUp Inspiratie
Woordvolgorde
June 2022
- Leçon avec
24 diapositives
English
Tertiary Education
Zinsontleden
April 2022
- Leçon avec
30 diapositives
English
Tertiary Education
Werkwoorden vervoegen
March 2024
- Leçon avec
38 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
Woordvolgorde in hoofdzin
February 2024
- Leçon avec
51 diapositives
NT2
Hoger onderwijs
Zinsontleding
May 2024
- Leçon avec
15 diapositives
Nederlands
Lager onderwijs
Thema 6: hoofdvormen werkwoorden en meewerkend voorwerp.
May 2022
- Leçon avec
44 diapositives
Taal
Primary Education