oefenen voor de toets

Lichtstralen die net niet door een voorwerp worden tegengehouden heten randstralen.
A
waar
B
onwaar
1 / 36
suivant
Slide 1: Quiz
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo b, k, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Lichtstralen die net niet door een voorwerp worden tegengehouden heten randstralen.
A
waar
B
onwaar

Slide 1 - Quiz

Waar is het spiegelbeeld?
A
Voor de spiegel
B
Op de spiegel
C
Achter de spiegel
D
Naast de spiegel

Slide 2 - Quiz

Vanaf welk punt zijn de kijklijnen juist getekend?
A
A
B
B
C
geen van beide
D
allebei

Slide 3 - Quiz

Hoe ontstaat schaduw?
A
door licht
B
door licht dat wordt tegengehouden

Slide 4 - Quiz


Hoe zijn de kijklijnen getekend?
A
goed
B
half goed
C
niet goed
D
niet gemaakt

Slide 5 - Quiz

5. Hoeveel randstralen heb je bij 1 lichtbron?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 6 - Quiz

De randstralen van lamp A komen uit in punt ..... en ......
A
2 en 9
B
3 en 10
C
4 en 11
D
5 en 12

Slide 7 - Quiz

Wat is de juiste volgorde voor het tekenen met de spiegelwet?

Slide 8 - Question de remorquage

je gaat een nieuwe rugzak kopen. je staat voor een spiegel. in welke figuur is het spiegelbeeld goed getekend. 
juist

Slide 9 - Question de remorquage

Welke tekening laat je juiste schaduw zien?
A
B
C
D

Slide 10 - Quiz

Direct licht
Indirect licht

Slide 11 - Question de remorquage

Welke lenzen zijn
negatieve lenzen?
Er zijn meer antwoorden goed.
A
a
B
b
C
c
D
d

Slide 12 - Quiz

Versleep het plaatje naar de juiste lichtbron
Indirect licht
Direct licht
Diffuus licht

Slide 13 - Question de remorquage

Hieronder zie je twee tekeningen van het ontstaan van een beeld van een roos. Welke is juist weergegeven?
A
B

Slide 14 - Quiz

Welke van deze 4 tekeningen van een positieve lens en zijn beeld klopt?
A
B
C
D

Slide 15 - Quiz

Je schijnt wit licht op de bananen.
Als welke kleur zien wij de
bananen?
A
Rood
B
Zwart
C
Geel
D
Wit

Slide 16 - Quiz

De regenboog is een voorbeeld van een kleurenspectrum
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Kunstmatig licht
Natuurlijk licht

Slide 18 - Question de remorquage

Welk deel van het netvlies kan het best kleuren zien?
A
Witte vlek
B
Gele vlek
C
Groene vlek
D
Blinde vlek

Slide 19 - Quiz

Welke lenzen zijn
positief?
A
b, d, f
B
a, b, c
C
a, c, e
D
d, e, f

Slide 20 - Quiz

Welke lenzen zijn bol?
A
1 en 2
B
2 en 3
C
3 en 4
D
2 en 4

Slide 21 - Quiz

Kunnen wij infrarood licht zien?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quiz

Waaruit bestaat het kleurenspectrum?
A
Ultra rood, rood, oranje, geel, groen, blauw, violet en infra violet
B
rood, oranje, geel groen, blauw en paars
C
infra rood, rood, oranje, geel, groen, blauw, paars en ultra paars
D
infra rood, rood, oranje, geel, groen, blauw, violet en ultra violet

Slide 23 - Quiz

Hoeveel constructiestralen moet je tekenen om de plek van het beeld te kunnen bepalen
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 24 - Quiz

Wit licht valt op een blauw voorwerp. Welke kleur(en) word(t)(en) weerkaatst?
A
Alle kleuren
B
Blauw
C
Alle kleuren behalve blauw
D
Geen kleuren.

Slide 25 - Quiz

Bijziend of verziend?
A
bijziend
B
verziend

Slide 26 - Quiz

Wat voor lens heeft een oudziend persoon nodig om een voorwerp scherp te zien?
A
Bolle lens
B
Holle lens

Slide 27 - Quiz

Welke oogafwijking wordt
hier gecorrigeerd?
A
oudziendheid
B
bijziendheid
C
verziendheid
D
staar

Slide 28 - Quiz

Welke oogafwijking wordt
hier gecorrigeerd?
A
oudziendheid
B
bijziendheid
C
verziendheid
D
staar

Slide 29 - Quiz

Iemand die 'bijziend' is die
A
kan dichtbij niet goed zien, veraf wel.
B
kan veraf niet goed zien, dichtbij wel.
C
ziet dingen die er niet zijn

Slide 30 - Quiz

Welke kleur zie je als je geel licht op een blauw voorwerp schijnt?
A
Geel
B
Groen
C
Rood
D
Zwart

Slide 31 - Quiz

Met 2 constructie stralen kun je een virtueel beeld tekenen
A
waar
B
niets waar

Slide 32 - Quiz

Je bent bijziend als...
A
de ooglens te bol is.
B
de ooglens te hol is.
C
de ooglens te plat is.
D
de ooglens te groot is.

Slide 33 - Quiz

Welke kleur lijkt een voorwerp te hebben als er geen licht op schijnt?
A
wit
B
zwart
C
de kleur van het voorwerp

Slide 34 - Quiz

Welke lens heb je nodig als je oudziend bent bent ?
A
negatief
B
positief

Slide 35 - Quiz

Welke kleur krijg je te zien
als er blauwe licht
op een rode voorwerp schijnt?
A
wit
B
zwart
C
blauw
D
rood

Slide 36 - Quiz