Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Woensdag 25 november - H2c
10 minuten stillezen
Presentatie Duco, Brian, Nadir
Huiswerk bespreken
Terugblik: alinea-opbouw, hoofd- en bijzaken
Aan de slag!
timer
10:00
Slide 1 - Diapositive
Vorige les heb je...
...geleerd hoe een alinea is opgebouwd. ...geoefend met het verschil tussen hoofd- en bijzaken.
Slide 2 - Diapositive
Deze les ga je...
...alineaopbouw herhalen.
...hoofd- en bijzaken herhalen.
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Hoofd- en bijzaken
Hoofdzaken: belangrijkste informatie (kernzinnen)
Bijzaken: minder belangrijk (voorbeelden, toelichting, extra informatie)
Slide 5 - Diapositive
Aan de slag!
Maak de vragen op de volgende slides (7 t/m 13).
Deze vragen komen uit opdracht 7 op blz. 93 van Op Niveau.
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Lees tekst 7. Op welke manier trekt de schrijver in de inleiding de aandacht van de lezer?
A
anekdote
B
vragen stellen
C
aanleiding voor het schrijven noemen
D
onderwerp aankondigen
Slide 8 - Quiz
Waar ben je als je 'onder de wol ligt'?
Slide 9 - Question ouverte
Schrijf in je eigen woorden op wat 'gebaat bij een tukje' betekent.
Slide 10 - Question ouverte
Wat bedoelt de schrijver met: knap dan een uiltje?
Slide 11 - Question ouverte
Wat zijn de hoofdzaken van deze tekst? Gebruik maximaal 100 woorden.
Slide 12 - Question ouverte
Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
A
Hersenen koppelen geur aan kennis.
B
Tijdens je remslaap werkt het procedurele geheugen het best.
C
Er zijn verschillende manieren die ervoor zorgen dat je leert terwijl je slaapt.
D
Je kunt je pianospel verbeteren door te oefenen en vlak daarna een lange tijd te gaan slapen.
Slide 13 - Quiz
Aan de slag!
Maak de vragen op de volgende slides (15 t/m 24). Deze vragen komen uit opdracht 7 op blz. 139-140 van Op Niveau.
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Wat is de functie van de titel?
A
De lezer nieuwsgierig maken naar de tekst
B
Het onderwerp aankondigen
C
Een advies geven
D
De aandacht trekken
Slide 18 - Quiz
Welke manier(en) om de tekst in te leiden gebruikt de schrijver in de inleiding?
A
het onderwerp aankondigen
B
een korte, grappig of bijzonder verhaaltje vertellen
C
een of meer vragen stellen
D
de aanleiding voor het schrijven van de tekst noemen
Slide 19 - Quiz
Schrijf op waarnaar de volgende woorden verwijzen. Schrijf ook het regelnummer op. a ze (regel 26) b Dat (regel 29) c die (regel 31) d ze (regel 34) e ze (regel 38)
Slide 20 - Question ouverte
Waar of niet waar: Camren at tijdens de dertig dagen dode insecten.
A
waar
B
niet waar
Slide 21 - Quiz
Waar of niet waar: Camren was van plan insecten als avondeten te gaan eten.
A
waar
B
niet waar
Slide 22 - Quiz
Waar of niet waar: Camren at kakkerlakken, nadat zijn vriend dat ook deed.